26. aan vorige n jaars hunne betrekking als leeraar, de eerste in de Fransche, de tweede in de Duitsche, de laatste in de Engel- sche taal en letterkunde aanvaard. Het afgeloopen schooljaar heeft het bewijs geleverd, dat het gymnasium in hen verdienstelijke leeraren bezit. Daarom te meer betreuren wijdat de minder gunstige ge zondheidstoestand van een hunnerden heer Schwippert dezen herhaaldelijk iin de geregelde waarneming zijner lessen belemmerde. Wij hopen zeer in het belang van het gymnasium, dat daarin eene spoedige en blijvende verbetering kome, opdat de heer Schwippert voor onze instelling behouden blijve. II. Ook de heer Jüger was tot zijn en ons leedwezen wegens redenen van gezondheid en door familie-omstandigheden ge- ruimen tijd buiten staat zijne ambtsbezigheden te verrigten. 1H. Een gevoelig verlies leed het Gymnasium door het ver trek van Dr. J. W. G. vast Oordt, die, voornemens aan de Kaap de Goede Hoop een anderen werkkring te aanvaarden, met den len December 1875 op zijn verzoek uit zijne betrek king als leeraar aan het Gymnasium werd ontslagen. In over eenstemming met ons advies verleende uwe vergadering hem dit ontslag op de meest eervolle wijze en onder dankbetuiging voor de uitstekende dienstendoor hem aan het Gymnasium be wezen. De rijkdom zijner kennis en dc boeijende wijze, waarop hij haar wist mede te deelen, hebben zijn onderwijs bij uit nemendheid vruchtbaar gemaakt, en zoo het Gymnasium ge durende de reeks van jaren, waarin hij er aan verbonden was, in bloeijenden toestand verkeerde, dan was dit voor een aan- aan zijne onverdeelde toewijding en merkelijk deel te wijten zijnen zeldzamen ijver. Als opvolger van den heer van Gordt werd door ons ÜEdelAchtbaren een tweetal aanbevolen, bestaande uit de heeren Th. P. H. van Aalst, doctorandus in de letteren, prorector aan het Gymnasium te Delft, en Dr. J. M. J. Valeton, praeceptor aan het Gymnasium te Groningen. De in de eerste plaats aanbevolene werd door uwe Verga dering benoemd tot „leeraar in de algemeene geschiedenis en de Grieksche en Latijnsche taal- en letterkunde.”

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1876 | | pagina 298