26. de toewijding der leeraren gelukkige uit- gestelde bepalingen nopens de schooltucht valt dan ook geenerlei mededeeling te doen, daar tot dusver geen enkele behoefde te worden toegepast. Met uitzondering der lessen van de heeren Schwippeet en JSgee (zie boven 4) werden de overige geregeld gegeven volgens het leerplan, in Julij 1875 vastgesteld. In Januarij werd daarin eenige verandering gebragt. Ten einde den heer van Aalst vooral in den aanvang niet een al te omvangrijke taak op te dragen werd hij belast m’et 23 uren van de 27die door het onderwijs van den heer van Ooedt waren ingenomen. Van de 4 overblijvende uren nam de Conrector 1de Rector 3 op zich. Laatstgenoemde besteedde hiervan 2 uren aan de lezing van Virgilius met de 4de klasse. In ons vorig verslag werd opgeteekenddat het onderwijs in de natuur- en scheikunde, hetwelk alléén in de heide hoogste klassen gegeven wordt, niet met de wenschelijke aandacht en belangstelling wrerd gevolgd. In den afgeloopen cursus viel hierinhet zij met ingenomenheid vermeldverbetering op te merken. Dat de ijver en komsten opleverde voor het onderwijs, hiervan konden wij ons door de bijwoning der lessen overtuigen en dit kwam bij de jaarlijksche examens mede aan het licht. De overgangsexamens der 4 laagste klassen hadden 13 en 14 Julij, het examen der 5de klasse had den volgenden dag plaats in onze tegenwoordigheid. Één onzer was tot zijn niet gering leedwezen door andere dringende ambtsbezigheden verhinderd aanwezig te zijn. Behalve 4 leerlingen der eerste klasse konden de overigen tot eene hoogere klasse worden toegelaten. De vorderingen van de leerlingen der 5de klasse lieten geen den minsten twijfel over, dat zij de academische lessen met genoegzame vatbaar heid kunnen aanhooren. De uitkomsten der examens en de toekenning van prijzen en getuigschriften, die wederom met eene raadzame soberheid ge schiedde, werden overeenkomstig de regeling, ten vorigen jare door ons vastgesteld, mondeling aan de leerlingen medegedeeld

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1876 | | pagina 303