27. In de afdeeling A, de zoogenaamde stamklasse, bevonden zich voor het ornament 159 jongelieden in beide klassen, en voor het rechtlijnig teekenen 85 leerlingen. De afdeeling B (meer uitgebreid teekenen) bestond in de 1ste klasse uit 45 leerlingen; naar pleisterborstbeelden oefenden zich 20 jongelieden. De studie naar het antiek pleisterbeeld werd met ijver door 13 leerlingen gevolgd; terwijl gemiddeld een twaalftal leerlingen zich naar het naakt model oefende. De 4de klasse der afdeeling C (Ornament) werd door 33 leerlingen bezocht. In de afdeeling D (Boetseerkunst) oefenden zich twintig leer lingen in het boetseeren. De druk bezochte afdeeling E (Bouwkunde) had vooral eene zeer uitgebreide eerste klasse, uit 85 leerlingen bestaande. In de 2de klasse oefenden zich 13 jongelingenin de 3de klasse 20, terwijl 10 leerlingen in de 4de klasse zich met het ontwerpen van gebouwen bezig hielden. Nog werd de cursus in anatomie en proportie door 12 leer lingen gevolgdde lessen in kunstgeschiedenis en compositie werden door 20 leerlingen bijgewoond; terwijl aan den cursus in doorzichtkunde en in de geschiedenis en aesthetische behan deling der bouwstijlen 32 leerlingen deelnamen. De Boetseerklasse heeft zich tegenover de Akademie ver dienstelijk gemaakt door het boetseeren van ornamenten, waar van ten behoeve van het onderwijs gelatine vormen zijn ver vaardigd, zoodat de lagere klassen nu naar de afgietsels kunnen werken. De belangstelling der leerlingen in de lessen werd over het algemeen door de leeraars zeer geprezen. Enkele jongelieden muntten door hun ijver en talent zoodanig uit, dat de Raad het gepast achtte, hun bij de prijsuitdeeling een openbaar huldeblijk te geven. Dit gold in het bijzonder Mejuffrouw Robertson en de heeren II. Boos en B. G. Gebbitse, die uit handen van den Voorzitter een lauwerkrans ontvingen. Bovendien mocht ook de Akademie het genoegen smakendat vijf vrouwelijke en drie mannelijke leerlingen met goed gevolg het diploma voor het middelbaar onderwijs ontvingen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1876 | | pagina 311