28. meerdere uitbreiding, welke hoogere uitgaven eischt, in geene verhouding staat tot de kosten eener goed ingerichte Akademie. Het leerplan dezer laatste nu past geheel en al in dat eener goede kunstindustrie-schoolzoodat slechts een 5 a 6tal leeraren bij de 17 reeds aanwezige gevoegd behoeft te wordenterwijl de leermiddelen nagenoeg in dezelfde verhouding zullen staan zooals uit de hierbij gevoegde begrooting van kosten met memorie van Toelichting voldoende blijkt. Zich vleiende dat Burgemeester en Wethouders zijne inzichten en overtuiging zullen deelen, neemt de Raad van Bestuur de vrijheid, op de meest ernstige wijze aan te dringen, dat het gebouw der Akademie van Beeldende Kunsten tot zijne oorspron kelijke bestemming worde teruggebrachtenna verwijdering der muziekschoolin de toekomst uitsluitend diene voor Tentoonstel lingen van Kunstwerken en voor de beoefening der Beeldende Kunsten. De Raad zou dan aan die inrichting den titel wenschen te geven van Akademie tan Beeldende Kunsten en Kunst- industbieterwijl uit het hierbij gevoegd programma van deze instelling der toekomst blijkt, dat de Akademie daardoor niet alleen geenszins benadeelddoch het terrein van haar Kunst- onderwijs op de volledigste wijze wordt uitgebreid, met inbegrip vah al de verschillende uitingen der Kunstindustrie. De Raad van Bestuur veroorlooft zich evenwel de opmerking dat de aanvraag om het geheele Akademiegebouw niet een gevolg is van de wenschelijke uitbreiding op Kunst-industrie- terrein, daar het uit de toelichting der plannen, aan Burgemeester en Wethouders toegezonden, genoegzaam blijkt, dat het geheele gebouw ook voor voldoend Akademie-onderwijs onvermijdelijk noodzakelijk is geworden. Met het al of niet toestaan van dit dringend verzoek om betere lokaliteitvoldoende hulp middelen en verhooging van de honoraria voor Directeur en Leeraren, staat dus het »to be or not to be” der Akademie in het nauwste verband. Om de Akademie tot eene inrichting te hervormen, die zooveel mogelijk aan de eischen van onzen tijd voldoet, is, blijkens bijgaande begrooting, behalve de vrije beschikking over het gebouw, jaarlijks eene som van 24000 gulden noodig.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1876 | | pagina 328