28.
I
Hoewel in het buitenland op de kunstindustrie- scholen overal
dagcursussen bestaan, heeft de Raad van Bestuur gemeend, ten
gevolge van de bekende financieele bezwaren van de zijde der
ouders om hunne zonen, ten behoeve van het onderw’ijs, het
dagwerk te doen verzuimen, voorzichtigheidshalve voorloopig
geene zoodanige dagcursussen te moeten invoeren. De Raad
heeft hierin alleen voor de decoratie-kunst eene uitzondering
gemaakt, daar genoemd onderwys noodzakelijk over dag moet
gegeven worden. Mocht zich het verblijdend verschijnsel voor
doen, dat de ouders meer en meer tot inzicht komen, dat het
voor de toekomst hunner zonen van grooter belang is, de kunst-
industrie-school te bezoeken dan eenige stuivers ’s weeks te
verdienen, dan zou dit den dagcursus noodzakelijk maken.
Hieruit zou natuurlijk verhooging van salaris volgen voor de
leeraren, die zich dagelijks met dat onderwijs moesten belasten.
De redendat op deze begrooting een tweede of on der-directeur
voorkomt, is hierin gelegen, dat de voortdurende uitbreiding der
afdeeling Bouw’kundeeen hoofdelement van het onderwijshet
wenschelijk maakt, aan het hoofd dezer Afdeeling een zelf
standige positie te verzekeren. Bovendien is het bij het zeei’
uiteenloopen der lessen en bij ontstentenis van den lsten Directeur
noodig, dat deze in het beheer der huiselijke aangelegenheden
worde bijgestaan of vervangen.
Als opvolger van den heer van Hove heeft de heer Schmidt
Ckans zich tot heden nog altijd met een ongehoord kleine be
zoldiging tevreden gesteld, opdat aan voornoemden heer van
Hove een redelijk pensioen kon verzekerd blijven. De Raad
meent dat deze toestand niet langer mag voortduren en heeft
dus den heer Cbans als hoofdleeraar met het daaraan verbonden
jaargeld in de Begrooting opgenomen. Eveneens acht de Raad
het noodig, den leeraar de Comte, eerste leeraar van de Afd.
C. Ornamentden rang van hoofdleeraar te verleenen, te meer
nu men, met het oog op de toevoeging eener kunstindustrie*
MEMORIE VAN TOELICHTING bij de Begrooting
van Ontvangsten en Uitgaven.