28. i Afd. B tot drie, terwijl de overgang naar de volgende Afdeelingen C, D en E afhangt van de vorderingen der leerlingen. Tot de Afdeeling A worden zij toegelaten, die den leeftijd van 12 jaren bereikt en voldoend lager onderwijs genoten hebben. De leeftijd van 16 jaar wordt vereischt voor de toelating tot de Afdeeling C. Tot de Afdeelingen C1) en E wordt men niet toegelaten dan na bewijzen te hebben gegeven van voldoende studiehetzij in de voorbereidende school, hetzij elders volbracht. De leerlingen worden verdeeld in gewone en lijdelijke. Gewone leerlingen zijn zijdie al de Afdeelingen willen doorloopen, van de Afdeeling A te beginnen terwijl de tijdelijken zijn diegenen welke, bij voldoende voorbereidende studie, eene der Afdeelingen C, D of E willen bezoeken tot voltooiing hunner kunststudie in verband met het door hen gekozen vak. Behalve het onderwijs in de genoemde vijf Afdeelingen zal daaraan ook nog toegevoegd worden eene reeks van technische en wetenschappelijke bijvakken. Met het houden van voordrachten wordt in de voorbereidende school A en II en in de overige Afdeelingen meer uitgebreid voortgegaan. Het bij wonen dier voordrachten is verplichtend. Zij bestaan in onderwerpen die elk jaar wederkeeren en in andere die over verscheidene jaren loopen. I. De jaarlijks wederkeerende voordrachten betreffen a. Projectie, Schaduwleer en Perspectief. b. Stijlleer en leer van vaatwerk en huisraad. c. Anatomie. Daarvan zijn projectieleer a en stijlleer b voor alle leerlingen der Afdeelingen A en B verplichtendAnatomie c slechts voor diegenen die zich aan een figuraal vak wijden en reeds voldoende teekenen. II. Tot den veeljarigen cursus behooren: kunstgeschiedenis, ge schiedenis der kunstindustrie of enkele takken daarvan in verband met volkshuishoudkundede leer der kleuren en kleurenchemie de leer der materialen benevens de technische voorbereiding, de theorie der bouwkundige orden, ornament en compositie, wiskunde, beschrijvende meetkunde en werktuigkunde.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1876 | | pagina 334