58.
i
IV.
SCHEEPVAART.
Binnenlandsch.
a.
Aan het einde van 1876 waren er in deze gemeente 65
vaartuigen, nietende boven de 10 scheepston, zijnde 3 minder
dan in 1875 met een gezamenlijken inhoud van 1846 scheepston,
tegenover 1960 in het voorgaande jaar. Van deze vaartuigen
behoorden er 20 te Scheveningen tehuis, die tijdens de steur-
haringvisscherij nagenoeg uitsluitend op België varen en, als
retourvrachtvan tijd tot tijd gietaarde voor de alhier gevestigde
ijzergieterijengranen uit Antwerpen of matten stoelen uit Mechelen
medebrengen. Na afloop der verzending van steurharing en
gerookte bokking, zoeken deze schippers hun bestaan elders.
De schelpvisscherij was voor velen een bron van bestaan; de
handel in schelpen was belangrijk.
De reederij en taanderij van de firma A. E. Maas en Zonen
deed drukkezaken. De machinale vischnettenfabriek van de
firma M. Passer en Comp. nam in om vang toe, en vond
een ruim débouché in het buitenland.
Ook de fabriek van cementsteen van den heer Jac. Pleijzier
ging belangrijk vooruit. Andere inrigtingen op industrieel gebied
worden te Scheveningen niet gevonden.
Aanuemende dat de bloei van Scheveningen ten naauwste
zamenhangt met de visscherij en den vischhandel, dan kan het
niet bevreemden, dat van daar ook nu weder de wensch wordt
vernomendat het gemeentebestuur zorge voor een goeden
toestand der los- en laadplaatsen en rijwegen en voor het op
behoorlijke diepte houden der vaarten, als ook dat de over
wegingen omtrent het verstrekken van zeevaartkundig onderwijs
eerlang tot eene gewenschte uitkomst mogen leiden. De uit
breiding der visscherij is alleen mogelijk door het opzoeken van
verder gelegen streken der zee; daarvoor is zeevaartkundige
kennis een vereischte, en de Kamer vertrouwt den gewenschten
cursus, waarvoor zij zoo dikwijls eene lans brak, althans in
den eerstvolgeuden winter te zullen zien tot stand komen.