58.
in.
Tot den Minister van Binnenlandsche Zaken
IV.
c. bij adres van 1 December 1876, n°. 43, tot ondersteuning
van de conclusion, in de op 23 November te voren te Amsterdam
gehouden openbare vergadering van belangstellenden in den han
del en de scheepvaart van Amsterdam behandeld en aangenomen.
Tol den Minister van Finanliën
(i. bij brief van 22 Mei 1876, n”. 17, naar aanleiding eener
klagt van den heer L. G. M. Ekglebeet alhier, aan de over-
Dit ontwerp vond bij de 2de Kamer een zóó ongunstig ont
haal, dat het door den Minister van Finantien werd ingetrokken.
b. bij adres van 13 April 1876, n°. 14, tot adhaesie aan het
wetsvoorstel van den heer j>e Brui.in Kops, tot afschaffing van
den suikeraecijns.
Dit wetsontwerp werd later door den voorsteller ingetrokken.
bij brief van 13 Junij 1876, n°. 25, naar aanleiding van eene
klagt van de firma M. Waterheus en Zoon alhier, om spoedige
wijziging van het Koninklijk besluit van 4 September 1873 in
dien zin, dat alle weegwerktuigen tot den ijk worden toegelaten,
voor zoo ver zij aan bepaalde eischen van gevoeligheid, naauw-
keürigheid en soliditeit beantwoordenen dat niet enkele soorten
op grond van afwijkende constructie, reeds bij voorbaat zonder
onderzoek worden afgewezen.
In antwoord hierop gaf de Minister, onder dagteekening van
14 September 1876, te kennen, dat, behalve de genoemde voor
waarden ook voor het gebruik in den handel wordt vereischt
bestendigheid der aanwijzingen, die grootendeels afhankelijk is
van het gebezigd stelsel der weegwerktuigen; dat dus steeds
een onderzoek behoort vooraf te gaan, hetgeen ook ten aanzien
van het hier bedoeld weegwerktuig heeft plaats gehad, waarbij
is gebleken, dat het vooral ten aanzien van bestendigheid der
wegingen te wenschen overliet; en dat het overigens in
de bedoeling van den Minister ligt, het onderzoek ook ten
opzigte van andere stelsels van weegwerktuigen geleidelijk voort
te zetten.