r JI g 106 Hieromtrent wordt verwezen naar Hoofdstuk IV letter b van bijlage 41. is, werd definitief vergunning verleend bij Koninklijk Besluit van 16 Mei 1877 n°. 21waarbij de voor waarden, verbonden aan de vergunning van Burge meester en Wethouders van 15/18 December 1876, eenigzins werden gewijzigd; deze werf, toebehoorende aan M. de Niet Az. is aan den zeekant bij het schuitengat opgerigt. De vijf scheepstimmerwerven hadden allen ruim schoots werk, evenzoo de reederij en taanderij van de firma A. E. Maas en Zonen en de machinale vischnettenfabriek der firma M. Parser en C°. Bovendien werd eene stoomhoutzagerij aan het Kanaal opgerigt door M. Vierling die van groot nut is voor de scheep- en blokmakerijen en de kuiperijen. De mandenmakerijen, die zeer in belangrijkheid toenemen, hadden in 1877 een debiet, dat op ruim 100,000 wordt geschat. Tengevolge van de aanhoudende klagten der Scheve- ningsche reeders over het zand, dat bij den aanleg van den nieuwen weg langs het strand daarop is ge worpen is onze aandacht bij voortduring op deze zaak gevestigd geweest. Aan de zijde van het schui tengat zal, door de glooijing flaauwer te maken, aan de klagten worden voldaan. f. Reederijen, compactenschippersgilden en zeemanscollegien. 4

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1877 | | pagina 112