I'
I
25.
I
I-
Art. 5. Aan het hoofd der 64 op 31 December 1877 be
staande openbare en bijzondere scholen waren geplaatst39
hoofdonderwijzers of onderwijzers van den 2den rang; 23 hoofd
onderwijzeressen of schoolhouderessen en 2 onderwijzers van den
3den rang. Het verder onderwijzend personeel bestond: uit 360
hoofd-, hulp- en huisonderwijzers en onderwijzeressen (waarvan
28 uitsluitend voor de handwerken)uit 2 onderwijzeressen
met den rang van bewaarschoolhouderes, en uit 111 kweeke-
lingen (waarvan 13 uitsluitend voor de handwerken).
De staat Ddie den werkkring der onderwijzers aanduidt
kon door de Commissie, tot haar leedwezen, inzonderheid wat
de opgaven der inkomsten betreft, niet weder zoo volledig als
ten vorigen jare worden opgemaakt, wijl de toen met lof
vermelde bereidvaardigheid thans van vele zijden niet op nieuw
werd ondervonden.
De Commissieofschoon dit verschijnsel betreurendeacht
het tot op zekere hoogte niet onverklaarbaar. Het valt toch
niet te ontkennendat in den laatsten tijd van hooger hand
nopens de inzending van statistieke opgaven vrij uitvoerige en
ingewikkelde voorschriften zijn verstrektwel geschikt om den
veelal reeds met arbeid overladen hoofdonderwijzer eenigzins
te ontmoedigen. Zelfs dan wanneer men de nieuwe voorschriften
niet angstvallig wenscht te toetsen aan eene strikte interpretatie
van art. 63 der wet op het lager onderwijs, is de vraag niet
ongeoorloofddie ook reeds van meer dan ééne zijde werd
vernomen of de nieuwe tabellen wel praktisch zijn ingerigt
of er niet al te veel vragen worden gedaan of en dit geldt
inzonderheid de opgaven omtrent de redenen van schoolverzuim
en dergelijke het niet dikwerf onmogelijk zal zijnde ge
stelde vragen overeenkomstig de waarheid te beantwoorden.
Üit den aard der zaak kan over de werking der circulaires
van 19 October en 30 November 1877 (Prov. Klad n"“. 78 en 83)
reeds nu geen bepaald oordeel worden uitgesproken. Op grond
van de tot dusver opgedane ondervinding meent de Commissie
het voorshands te moeten betwijfelen, of het doel, dat men
zich heeft voor oogen gesteldniet zal worden voorbijgestreefd