25.
1
I
I
9
Plaatselijke Schoolcommissie waarbij -laatstgenoemdebehalve
op een paar punten van meer ondergeschikt belang, de aan
dacht meende te moeten vestigen op het feit, dat volgens het
plan de ramen van het nieuwe lokaalin strijd met de resolutie
van Gedeputeerde Staten van Zuidholiand van 16 September
1873, n”. 6 (Provinciaal Blad n°. 98), naar het noordwesten
zullen zijn gekeerd. Burgemeester en Wethouders meenden
desniettemin aan het oorspronkelijke plan hunne goedkeuring
te moeten hechten. Het nieuwe schoolgebouw zal vermoedelijk
met 1° Mei a. s. kunnen worden geopend.
Het gebruik der navolgende boeken werd op voorstel der
hoofdonderwijzers door de Commissie toegestaan
„Sprokkelingen”, door M. J. Vos;
Uit de Kindercourant (1°. voor de middelbare2°. voor
de hoogere klasse der lagere school), door G. J. Pontier en
J. Schippers;
„Veelkleurige bloemen”, n°. 3 en 4, van J. M. H. Bosman;
„Rood, Wit en Blaauw”, n°. 1 en 2, van denzelfde.
Een boekje, getiteld: „Wie leest er meê?” van W. F. Oost-
veen, werd door de Commissie minder geschikt geacht. Van
een ander: „De mensch geschetst naar zijn innerlijk leven en
zijne uiterlijke handelingen” van H. P. Dewald, bleek de
inhoud dezelfde te zijn als die van een reeds in 1872 door de
Commissie onder een anderen titel afgewezen boekje. Zij meende
dus te moeten te kennen gevendatdaar die inhoud indertijd
geacht werd niet aan de vereischten te voldoendoor het thans
inwilligen van het gebruik van het boekje een minder wen-
schelijk antecedent zou worden gesteld.
Voor zoover uit de bij de Commissie ingekomen berigten is
geblekenbleven de schoolbibliotheken voortdurend aan het
doel beantwoorden. Vooral te Scheveningen schijnt gedurende
het winterhalfjaar door de leerlingendie daartoe in de termen
vallenniet zelden ook door hunne huisgenooten en familie
betrekkingenvan die bibliotheken een gretig gebruik te wor
den gemaakt.