25.
■I
Artt. 1819. Op 31 December. 1877 waren aan de 16 open-
bare scholenbehalve 16 hoofdonderwijzers werkzaam
111 hulponderwijzers, waarvan 40 de akte van hoofdonder
wijzer en 3 die van den 2den rang bezitten
4 onderwijzers, uitsluitend voor de gymnastiek;
2 onderwijzers, uitsluitend voor het teekenen;
15 hulponderwijzeressenwaarvan 1 met akte van hoofd
onderwijzeres
46 kweekelingen waaronder 23 vrouwelijke
voor de handwerken: 7 onderwijzeressen 1ste klasse, 11
onderwijzeressen 2de klasse en 12 kweekelingen.
De door de Commissie ontworpen herziening van het Raads
besluit regelende het getalden rangde bevordering en de
bezoldiging van onderwijzers en kweekelingen aan de openbare
gemeentescholen voor lager onderwijskwam op aandrang der
Commissie, om deze herziening afgescheiden van eene eventuele
wijziging der wet op het lager onderwijs in behandeling te
nemen doch niet zonder dat het voorstel der Commissie vrij
belangrijke veranderingen had ondergaantot stand. Tegen
haar advies werd onder anderen in de nieuwe verordening van
9 Mei 1877 (volgnummer 449) de bepaling opgenomen, dat het
getal hulponderwijzers en hulponderwijzeressen aan iedere school
in het bijzonder telkens door den Gemeenteraad naar de behoefte
zal worden bepaald en gewijzigd. Door dat voorschrift wordt,
naar de meening der Commissienu toch voor iedere wijziging
’s Raads medewerking moet worden ingeroepenhet nut van
het bepalen der maxima van het aan iedere school verbonden
hulppersoneelin stede van het vroeger bij het Raadsbesluit
zelf voor iedere school aangewezen getalgrootendeels denk
beeldig gemaakt. Een voorstel der Commissieom tot de weder-
intrekking van het bedoelde voorschrift het initiatief te nemen
mogt van de zijde van Burgemeester en Wethouders geen bijval
ontmoeten.
I
j
I). DE ONDERWIJZERS.