21,
Omtrent het laatste zij nog opgemerkt, dat de vorderingen der
leerlingen van de 1ste klasse in het Engelsch en Dnitsch over
het algemeen gering waren. Daar echter de afwisseling van het
onderwijzend personeel in die vakken hiervan de oorzaak kan
zijn, besloten de leeraren op de cijfers, in die vakken ver
kregen, bij het overgaan niet al te streng te letten.
In de regeling der overgang-examensdie in 1876 tot
veel geschrijf aanleiding hebben gegeven, werd verandering ge-
bragt. Bij besluit van Burgemeester en Wethouders van 25 Junij
1877 werd art. 6 der verordening, welke die zaak regelt (Verz.
n’. 413) in dier voege gewijzigddat op de Commissie van
Toezigt geen beroep meer kan worden gedaanmaar dat omtrent
het overgaan beslist wordt door de leeraren bij meerderheid
van stemmen. Die uitspraak wordt ter bekrachtiging toegezonden
aan Burgemeester en Wethouders. In geval van overwegende
bezwaren daartegen doet de Directeur die vergezeld gaan van
zijne consideration en advieswaarna Burgemeester en Wet
houders beslissen. (Verz. n°. 452). De toekomst zal moeten
leerenof door deze regeling eventuele moeijelijkheden ver
meden zullen worden. In den afgeloopen zomer bestond bij
Directeur en leeraren de beste overeenstemming omtrent het
overgaan der leerlingen zoodat geen beroep behoefde gedaan
te worden op het Dagelijksch Bestuur.
Zoodra het uitzigt bestond dat de nieuwe wet op de Militaire
Academie (wet van 30 Mei 1877 Staatsblad n°. 141) tot stand
zou komenwenschten verscheidene leerlingen het examen voor
die inrigting te doen. Er bestond echter vrees, dat zij in som
mige vakken niet de vereischte hoogte zouden bereiken. De
toenmalige Directeur, de heer tan Aken, stelde toen voor om
gedurende den verderen cursus de leerlingendie dat examen
wenschten te doente ontheffen van enkele lessen en hun daaren
tegen in andere vakken meer onderwijs te doen geven. Hoewel
wij het niet wenschelijk achtten aan deze school het karakter
eener school tot opleiding voor de Militaire Academie te geven,
waren wij van oordeel, dat de buitengewone en onvoorziene
omstandigheden het nemen van dien maatregel in het belang