41.
voor handel en nijverheid onvruchtbaar, nog schraler was in
dit opzigt de uitkomst van het jaar, dat achter ons ligt.
Behalve de wet tot verhooging der belasting op het gedestilleerd
en, wat meer bijzonder deze gemeente raakt, een Koninklijk
besluit, houdende aanwijzing der gemeente ’s Gravenhage als
losplaats van goederen bij invoer langs den Rijn en de Schelde,
bevat de jaargang 1877 van het Staatsblad niets, wat voor
handel, nijverheid en scheepvaart van belang kan worden
geacht.
Door laatstgenoemd Koninklijk besluit werden handel en
nijverheid zeer gebaat. Aan beide spoorwegstations zijn thans
kantoren van inklaring verbondenen een groot gemak is
daardoor verkregen. Het ware te wenschendat ook in andere
opzigten het verkeer evenveel verbetering ondergaan kon.
Vleiden handel en nijverheid zich misschien een enkel oogen-
blik,, dat hun lang gekoesterde wensch, de haven te Scheve-
ningen, eindelijk zijne verwezenlijking nabij zou komen, het’
bleek spoedig dat deze hoop ijdel wasen die wensch vooreerst
nog onvervuld zou blijven. Als een zeepbel spatte de hoop
uiteen; de grondslag, waarop zou worden gebouwd, bleek noch
hecht noch duurzaam te zijn.
Het is te vreezendat deze bedrogen verwachting niet weinig
tot het discrediteren der zeer gewenschte zaak zal leiden;
naar het oordeel der Kamer is het dringend noodig, dat door
eene ernstige aanvrage op deugdelijken grondslag en met opoffe
ring van voorbereidende uitgavendie vrees worde beschaamd
en zij meent, dat de personen daarvoor als van zelf door den
loop dier zaak in 1877 zijn aangewezen.
Tot de vurig gewenschte middelen van gemeenschap behoort
ook de waterweg naar de Maas. Nu de havenplannen op den
achtergrond traden, komt de waterweg steeds meer op den
voorgrond. Het is bekend, dat in 1871 die zaak een punt van
onderzoek uitmaakte bij de Haagsche afdeeling der Vereeniging
tot bevordering van Fabrieks- en Handwerksnijverheid. Een
uitvoerig rapport werd toen uitgebragt door de Heeren A. P.
Godon, P. F. W. Mouton, J. J. C. de Wijs, M. L. Heemans