41. De Kamer wendde zich: I. tot den Raad der Gemeente: bij brief van 18 Jnnij 1877n“. 23met verzoek het daarheen te leiden, dat de concessie tot den aanleg en de exploitatie van een paardenspoorweg tusschen het station der Nederlandsche Rhijnspoorwegmaatschappij en het groot stedelijk Badhuis te Scheveningenzoo spoedig mogelijk worde verleend. II. tot Burgemeester en Wethouders: bij brief van 19 November 1877, n”. 28, met bezwaren tegen de thans ingevoerde wijze van verkoop der- cokesafkomstig van de gemeentelijke gasfabrieken; en verzoek dat de daardoor aangevangen mededinging met de alhier gevestigde handelaren in dit artikel moge ophoudenen de nadeelen hieruit voor den handel voortvloeiendemogen worden weggenomenbijv, door publieke veiling der cokes op zekere tijdstippennaar gelang van den aanwezigen voorraad. Burgemeester en Wethouders gaven onder dagteekening van 30 November 1877 te kennen dat de gestelde prijs van 50 cent per hectoliter niet alleen geenszins onder de waarde maar uit een handelsoogpunt welligt te hoog iszoodat voor den handel alle gelegenheid tot concurrentie is opengelaten. III. tot den Burgemeester: bij brief van 11 Mei 1877, n°. 19, met verzoek dat een einde worde gemaakt aan het oponthoud en ongerief, dat de scheep vaart dikwijls ondervindt door het langdurig en menigvuldig gesloten houden van de brug bij de Rijnstraatbij aankomst en vertrek van den Rijnspoor en bij gelegenheid van concerten enz. in het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen; alsook nu en dan door het niet op hun post zijn van de brugwachters. Het daarop ontvangen antwoorddd. 1 Junij 1877luidde dat de brug niet langer digt blijft dan bij de verordening is bepaalden dat zal worden nagegaan of er een middel is om te voorkomendat de brug lang moet gesloten blijven voor de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1877 | | pagina 406