I
41.
I
I
I
E
Bovendien kwamen in de gewone bijeenkomsten der Kamer
nog een aantal andere punten ter sprake. Als de voornaamste
daaronder teekent zij hier aan:
5
26 October 1877n°. 27 omtrent een ver-
de Kuijter c. s., om uitbreiding der hun
verleende concessie voor eene schroefstoombootdienst tot vervoer
van goederen en vee, en tot het slepen van schepen tusschen
Breda en Botterdam tot ’s Gravenhage.
1°. de stukken betreffende eene concessie voor den aanleg
en de exploitatie van spoorwegen in Ned. Indië en in de pro
vinciën NoordhollandFriesland en Groningen, waaromtrent,
na herhaalde discussiën, tot onthouding werd besloten;
2°. het wetsontwerp op de openbare middelen van vervoer
met uitzondering van de spoorwegdiensten dat aanleiding gaf
tot vaststelling van een adres aan de Tweede Kamer der Staten-
Generaal, waarvan de indiening echter achterwege bleef, omdat
het wetsontwerp door een opvolgend Minister werd ingetrokken
3°. het stelsel van benaderingtoegepast in strijd met de
nog altijd van kracht zijnde resolutie van den Minister van
handel scheen te gelden, en daarom beter door de Kamer zou
kunnen ondersteund worden meende de Kamer de zaak te
moeten laten rustenomdat het Gemeentebestuur van Goes
hare ondersteuning niet had ingeroepen
e. bij brief van 14 September 1877, n”. 26, omtrent de
aanvrage van de heeren P. J. Landry en P. F. W. Movton,
betreffende den aanleg eener zeehaven te Seheveningen
d. bij brief van 11 Mei 1877, n°. 18, omtrent het verzoek
van M. J. de Jager, om toekenning van het genot der voor-
regten van vasten schipper tusschen ’s Gravenhage en Amsterdam
e. bij brief van 14 Augustus 1877, n”. 25, omtrent soort
gelijk verzoek van P. van der Heul als vasten schipper
tusschen ’s Gravenhage en Botterdam;
f. bij brief van
zoek van F. M.