98
aan bouw van huizen minder groot was, zoodat geen
nieuwe bouwondernemingen op groote schaal werden
op touw gezet en de in uitvoering zijnde slechts lang
zaam vorderden. Men mag dus veilig het jaar 1878
als ongunstig op het gebied van handel en nijverheid
aanmerken.
De vergunningen volgens de wet van 2 Junij 1875
(Staatsblad n°. 95) zijn vermeld m Hoofdstuk V van het
verslag der Kamer van Koophandel en Fabrieken; uit
de daarin opgenomen tabel blijkt, dat het aantal aan
vragen bedroeg 61, waarvan 27 werden toegestaan en
4 afgewezen.
Verder worden omtrent fabrieksnijverheid onder
lett. a van dat Hoofdstuk een aantal mededeelingen
gedaan; wij vestigen de aandacht op hetgeen daarin
voorkomt ten aanzien van den buitengewoon ongun-
stigen toestand van den metaalhandel en het feit, dat
tochniettegenstaande dit nadeelde beide groote
ijzerfabrieken te dezer stede, die van de firma Ent-
hoven C°. en de Prins van Oranje het geheele
jaar geregeld hebben doorgewerkt, waardoor tal van
arbeiders aan het werk bleven. Verder wordt daarin
melding gemaakt van de verbeterde inrigting der Rijks-
gieterij van bronzen geschut en de nieuwe werktuigen
daarin geplaatst, terwijl eindelijk wordt medegedeeld,
dat de chemicaliënfabriek der firma J. Mouton en
Zonen, die op 15 Mei gedeeltelijk door brand werd
vernield, om verschillende redenen niet weder her
bouwd zal worden.
Lett, b van hetzelfde Hoofdstuk behelst eenige op
merkingen betrekkelijk de ambachtsnijverheid.
Lett, c geeft een overzigt van de hier gevestigde
inrigtingen in het belang der werklieden. De lezingen