Bijlage 21.
’sGravenhage, 30 Maart 1879.
Ter voldoening aan art. 13 der verordening, regelende onzen
werkkring, hebben wij de eer Mijne Heeren, aan te bieden
het volgend verslag nopens den toestand van het gemeente -
gasthuis over 1878.
Het personeel der Commissie bleef onveranderd.
Achtereenvolgens kwamen in het dienstdoend personeel de
volgende veranderingen.
Tegen den afloop zijner tweejarige benoeming gaf de hulp-
geneesheer J. A. Tresling het verlangen te kennen, om niet
weder te dingen naar evengemelde betrekking, en zulks uit
hoofde eener waargenomen vestiging, als geneesheer. Zijn kunde
en ijver waren de redenen waarom het besluit van den heer
Tresling betreurd werd.
Tot zijn opvolger werd benoemd de Heer H. J. Büchner
med. doctor en arts te Zwolle.
De eerste verliet zijne betrekking 15 Mei; de laatste aan
vaarde haar tien dagen later.
Het volle vertrouwen, dat Dr. Büchner weldra genoot,
maakte het mogelijk hem reeds in Augustus de waarneming
van de geneeskundige en huishoudelijke dienst op te dragen,
en wel bij het gewone jaarlijksche verlof, den Geneesheer-
Directeur verleend.
Zeer kort na het verstrijken van dat verlof van den Genees
heer directeurDr. J. Hoogkamer en wel den 3den October
leed de inrigting zijn verlies door den dood.
Dat jeugdig hoofd van het gesticht had daaraan zijne beste
krachten slechts ruim vijf achtereenvolgende jaren mogen wijden
en wel van 15 April 1876 als Geneesheer-directeur.
Dat Dr. Hoogkamer’s verscheiden in allen opzigte diep
gevoeld en betreurd werd, bleek ondubbelzinnig.