25. Het openbaar onderwijs. met 22, 6 en 6 leerlingen bij de respective klassen van af- deeling B. De onderwijzers hebben zich bereid verklaard den leercursus 18781879 op den tegenwoordigen voet voort te zetten. Ter vervulling der vacature in de Commissie van Bestuur, ontstaan door de benoeming van Mr. H. C. Verniers dee Loeff Plaatselijke Hoeven. VAN tot lid van den Raad van State, werd door de Schoolcommissie aangewezen Mr. H. van der Tot de onderwerpen, die in dit hoofdstuk niet onvermeld mogen blijvenmoet voorzeker geacht worden te behooren het tot stand komen der wet van 17 Augustus 1878 (Staatsblad n”. 127). Intusschen zal die gewigtige gebeurtenis uit den aard der zaak eerst dan hare volle beteekenis erlangen, wanneer het tijdstip van de inwerkingtreding der wet, ingevolge art. 93, door den Koning zal zijn bepaald. Voor de Plaatselijke School commissie zal dat tijdstip in de eerste plaats daarom van be lang zijnwijl alsdan omtrent haar al of niet voortbestaan zal moeten worden beslist. Maar ook afgescheiden hiervan heeft de ondervinding haar reeds nu de wenschelijkheid leeren inzien, dat het tijdperk van overgang, waarin de regeling van het lager onderwijs op dit oogenblik verkeert, slechts van korten duur zij en dat de algemeene maatregelen van inwendig be stuur, die krachtens de nieuwe wet omtrent menig punt zullen worden in het leven geroepenniet te lang op zich mogen doen wachten. In verband met hetgeen in het vorig verslag werd mede gedeeld aangaande de resultaten van de toelatingsexamens op de inrigtingen van middelbaar als maatstaf voor het gehalte van het lager onderwijs, heeft de Commissie ook thans getracht zich omtrent die resultaten eenige gegevens te verschaffen, waaruit haar gebleken is, dat in het afgeloopen jaar van de verschillende openbare lagere scholen zyn toegelaten:

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1878 | | pagina 197