29, 1 September het onmisbaar getal leeraren niet zou zijn aan gesteld. Daarom vroegen curatorenkrachtens art. 10 der ver ordening n'\ 461 bij brief van 12 Augustus machtiging aan Burgemeester en Wethouders tot tijdelijke aanstelling van twee leeraren, waarvan de één onderwijs in het Latijn en Grieksch, de ander in het Nederlandsch en de Aardrijkskunde zoude moeten geven; de eerste tegen eene bezoldiging van ƒ200, de andere van 150 ’s maands. De machtiging werd bij beschik king van 19 Augustus verleenden toen bij den aanvang van den cursus het getal leerlingen in de eerste klasse meer dan 24», immers 34 bedroeg, zoodat krachtens art. 2 van het Koninklijk besluit van 29 Juni 1878 {Staatsblad n°. 98) eene splitsing dier klasse moest plaats hebben, werd nogmaals machtiging gevraagd en (16 September) verleend om in de ontstane behoefte te voorzien door aanstelling van een tijdelijk leeraar in de Latijnsche taal tegen eene maandelijksche bezol diging van 150. De voorstellenzoo even bedoeldwaren omschreven in eene missive van Burgemeester en Wethouders dd. 23 Juli (gedrukt voor de leden van den gemeenteraad). Zij bevatten eene or ga nisatie, die daarin uitvoerig werd uitgewerkt. Uit eene vergelijking van hetgeen in het ontwerp der ge- meentebegrooting voor 1879 ten behoeve van het Gymnasium werd voorgesteld met hetgeen Curatoren in het belang der inrichting hadden gemeend te moeten in overweging geven, bleek, dat hunne voorstellen waren ter zijde gesteld. Hierin te berusten ware plichtverzuim geweest. Daarom deden Curatoren andermaal van hunne overtuiging blijkenditmaal in een schrijven aan Uwe Vergadering dd. 28 September. Zij ontwikkelden daarin nader de gronden, waarop hun gevoelen steunde. (Men zie de handelingen van den gemeenteraad van 1 October, blz. 222—223.) De schriftelijke gedachtenwisseling tusschen de afdeelingen van den Raad en Burgemeester en Wethouders was ten aan zien der Gymnasiale belangen uiterst beknopt, en gaf geen aanleiding tot de verwachting, dat Uwe vergadering bij de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1878 | | pagina 284