86
Wij vonden daarin aanleiding de Vereeniging de
concessie voor het volgend driejarig tijdvak op haar
verzoek toe te zeggen.
Ons blijft nu nog te vermelden, dat de tooneelcom-
missie, bestaande uit de heeren: Mr. A. M. Maas
Geesteranus, H. Beijerman en Jhr. Mr. V. E. L.
de Stuers, in den loop van het jaar gemeend heeft
haar mandaat te moeten nederleggen. De zamen-
stelling eener nieuwe commissie behoort tot de ge
schiedenis van 1879 en dus daarover in het volgend
Verslag.
De directie van den Franschen Schouwburg werd
door ons voor het speelsaizoen 1878/79 opgedragen
aan den heer A. J. Defossez die in het daaraan voor
afgaande saizoen reeds als administrateur van den heer
Dr. J. F. F. Campbell de zaken der opera tot aller
tevredenheid had geleid.
Uit het door hem aangeboden prospectus bleek, dat
het repertoire volgens een nieuw stelsel zou worden
ingerigt, waarbij de groote opera voor een deel werd
vervangen door de comedie-vaudeville. Dit kon evenwel
de goedkeuring van het publiek niet verwerven, zoodat
de Directeur zich al zeer spoedig genoodzaakt zag weder
tot het oude stelsel terug te keeren. Van daar dat
het door hem geëngageerde gezelschap, ofschoon het
enkele uitstekende elementen bevatte, over het geheel
niet aan alle billijke eischen voldeed.
Even als in de laatste jaren was het subsidie voor
het speelsaizoen 1878/79 door den Gemeenteraad op
de som van f 8000 vastgesteld.
Als nieuwe opera’s werden in het afgeloopen jaar
opgevoerd: «Aïda» van G. Verdi, «Le Bravo» van
G. Salvayre, «Le petit Duc» van Charles Lecocq
Ji