24.
leggen, waarbij deze verklaart, dat de gymnastiek voor dien
leerling tijdelijk nadeelig is. Een- en andermaal zag de Plaatse
lijke Schoolcommissie zich geroepen kennis te nemen van klagten
van oudersdat hunne kinderen ondanks tijdelijke ongeschikt
heid verpiigt waren geworden aan dat onderwijs deel te nemen.
Bij de behandeling dier klagten gaf de Commissie zich reken
schap van de in den laatsten tijd ook in het openbaar ver
kondigde meening, volgens welke het in het algemeen aan de
ouders niet vrijstaat te beslissen, aan welke op school onder
wezen leervakken door hunne kinderen al dan niet zal worden
deelgenomenmaar zij besloot toch de betrokken hoofdonder
wijzers langs onderhandschen weg uit te noodigen omwanneer
daartoe inderdaad voldoende gronden mogten blijken te bestaan
aan de hierbedoelde kinderen vrijstelling van het gymnastiek
onderwijs te verleenen.
In den aanvang van het afgeloopen jaar werd door de afdeeling
’s Gravenhar/e der Vereeniging tot bevordering van fabrieks- en
handwerksnij verheid in Nederland aan den Gemeenteraad een
adres ingezondenwaarbij de wensch werd uitgesprokendat
maatregelen mogten worden genomen, ten einde het teekenon-
derwijs in deze gemeente aan de erkende behoefte te doen be
antwoorden. De Plaatselijke Schoolcommissie, aangaande dat
adres door Burgemeester en Wethouders gehoordwas van oordeel
dat deze zaak meer tot het gebied van het middelbaar dan tot
dat van het lager onderwijs behoorde, doch meende, nu haar
gevoelen was gevraagd, het betoog der afdeeling te moeten on
dersteunen door te verklaren dat ook haars inziens de leerlingen
althans van de hoogste klassender scholen van lager onderwijs
niet ten eenenmale van teekenonderwijs behooren te zijn verstoken,
ook met het oog op art. 11 der Verordening van 9 Mei 1877
(nn. 449), waarbij aan alle hulponderwijzers en hulponderwijze-
ressen, verbonden aan de scholen voor on- en minvermogenden,
eene toelage wordt toegekend voor de aanteekening voor het
teekenen. De Commissie meende hierbij te moeten opmerken,
dat ook tegen het doen geven van dat onderwijs, zoo noodig,
door afzonderlijke onderwijzersbij haar geen overwegend bezwaar