24. bereikt door tusschenkomst van den Inspecteur onderwijs en van was gevonden, om Van het door de laatst afgetreden Ministers van Waterstaat, Handel en Nijverheid en van Financiën bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal aanhangig gemaakte en door hunne opvolgers gehandhaafde ontwerp van wet tot instelling eener postspaarbank werd door de Commissie met belangstelling kennis genomen met het oog op de daarin voorkomende bepalingen, volgens welke geene sommen beneden 25 cents ter belegging in de Rijks-post- spaarbank zullen worden aangenomen (art. 7) en inlagen in die spaarbank van minderjarigenzonder tusschenkomst van hunne ouders of voogden, zullen zijn toegelaten (art. 9, alinea 1). Blijkens de Memorie van toelichting was bij het ontwerpen dier artikelen bepaaldelijk het oog gevestigd op de belangen der schoolgaande kinderen. In de toelichting op art. 7 toch wordt vermeld, dat die kinderen hunne bespaarde centen aan hunne „onderwijzers ter hand stellen, door wiens tusschenkomst zij, onderwijs, die de wet uitdrukkelijk aan de Plaatselijke School- commissiën opdraagt, niet anders dan bevorderlijk zijn kan, dat door haar worde gebruik gemaakt van de bij de wet stilzwijgend erkende bevoegdheid, om aangaande onderwerpen, tot haren gemeenschappelijken werkkring behoorendein overleg te treden en elkander geregeld mededeeling te doen van den toestand van het onderwijs in de gemeente, waarin zij zijn gevestigd, wendde de Commissie, met het oog op art. 1 van het Koninklijk besluit van 7 November 1876 (Staatsblad n°. 192), zich bij request dd. 7 Februarij 1879 tot den Minister van Binnenlandsche Zaken met verzoek, aan zijnen ambtgenoot van Waterstaat, Handel en Nijverheid in overweging te willen geven, een besluit, hou dende de door de Commissie bedoelde vrijstellingaan ’s Konings goedkeuring te onderwerpen. Als beschikking op dat request werd door den Minister Kappeyne, onder dagteekening van 28 Mei jl.lett. E, afd. Onderwijs, aan de Commissie te kennen gegeven, dat het door haar beoogde doel zal kunnen worden van het Lager den Districts-schoolopziener, zoodat geen reden haar verzoek in gunstige overweging te nemen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1879 | | pagina 235