24. „na „aan regt van minderjarigen n r n n n althans tot het minimum der inlage te zijn aangegroeid, de spaarbank worden overgemaakt;” terwijl men in de Memorie op art. 9 vindt aangeteekendTen aanzien van het om gelden in de spaarbank te be leggen mag geen twijfel mogelijk zijn. Men denke b. v. aan het nut, dat er in gelegen is, om de spaarpenningen van schoolgaande kinderendie door tusschenkomst hunner onder wijzers zijn bijeengebragtin de spaarbank te kunnen be leggen een maatregeldie met zoo uitnemend goed gevolg zoowel hier te lande als in den vreemde wordt in toepassing gebragt.” In deze laatste zinsnede vooral vond de Commissie aanleiding, omtrent de toepassing en de resultaten van den hier bedoelden maatregel op de lagere scholen in deze gemeente een opzettelijk onderzoek in te stellen. Uit dat onderzoek is haar geblekendat aan 9 scholen geen eigenlijke schoolspaarbank is verbonden en dat daar dus ook geen gebruik wordt gemaakt van spaarboekjes, als reden waarvan door sommige hoofdonder wijzers werd opgegeven, dat de spaarbanken der afdeelingen ’sGravenhage en Schevniingen der Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen aan de leerlingen genoegzame gelegenheid tot sparen aanbieden. Vooral te Scheveningen wordt van die inrigting een ruim gebruik gemaakt. Aan eene der bedoelde scholen wordt aan de leerlingen eerst dan wanner zij op 13jarigen leeftijd de dagschool verlaten, een spaarboekje uitgereikt, waarvan het bedrag door de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen in ont vangst wordt genomen en beheerdaan eene andere geschiedt hetzelfde, doch zonder bepaling van leeftijd en bij wijze van prijs, veelal met eenig geld. Slechts door één hoofdonderwijzer werd als reden voor het niet gebruik maken van spaarboekjes aangevoerd, dat bij hem tegen die instelling ernstige bezwaren bestaan. Op twee scholen is eerst sedert 1 Januarij jl. met de schoolspaarbank een aanvang gemaakt. Door 6 hoofdonder wijzers, op wier scholen het sparen sedert langeren of korteren tijd is ingevoerdwordt over het algemeen aangaande de werking daarvan een gunstig getuigenis afgelegd. Hiertoe hebben de bemoeijingen van de afdeeling 's Gravmhagc der vereeniging

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1879 | | pagina 236