28. 3. Schoolgebouw. I. Of het gymnasium in het vervolg gevestigd zal blijven in het tegenwoordige gebouw schijnt nog altijd onbeslist. Niet rechtstreeks door het gemeentebestuurmaar zijdelings door den Rector is ter kennis van Curatoren gebracht, dat er gedacht werd over eene verplaatsing naar het gebouw op de Beesten markt, waarin het stedelijk museum is gevestigd. Na overleg cursus niet in de gelegenheid worden gesteld om het eind examen, volgens de nieuwe wet af te leggen, aangezien dat examen voor het eerst zoude kunnen worden afgenomen in 1882; en zouden diezelfde leerlingen, volgens de oude wettelijke regeling gepromoveerd, verplicht zijn vóór den lsten October van dat zelfde jaar 1881 het interimair propaedeutisch examen af te leggen, op straffe van óf na een jaar wachtens in den zomer van 1882 aan hun vroeger gymnasium het eindexamen te moeten afleggen, waarvoor zij in 1881 bekwaam werden geacht, maar dat zij toen niet afleggen konden, óf om de eerste gelegenheid af te wachten tot het doen van het examen voor eene Staatscommissie, dat gelijk staat met dat eindexamen. Deze bedenkingen zijn van verschillende zijden geopperd, maar zeker door niemand duidelijker uiteen gezet dan door onzen Rector, Dr. Rutgers, in een adres, dat hij onder dag- teekening van 25 October richtte tot Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken. Van de inzending van dit adres werd aan Uwe vergadering kennis gegeven. Het is in extenso opgenomen in de Handelingen van den Raadzitting van 28 Oc tober 1879, blz. 282 en 283. De tegenwoordige Minister bleek niet te deelen in de ziens wijze van zijne beide voorgangers. Hij achtte wetsherziening onnoodig en heeft bij circulaire aan de gemeentebesturen alle bezwaren volkomen opgelost. Ofschoon deze circulaire de dag- teekening draagt van 6 Februari 1880 en dus valt buiten het tijdsbestek, waarover ons tegenwoordig Verslag moet loopen, meenden wij haar toch ter aanvulling van het voorafgaande te moeten vermelden.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1879 | | pagina 320