28. 4. Personeel. I. Den 31sten December 1878 werden Dr. van Benten en de heer Nolen benoemd tot leeraren aan het gymnasium: eerstgenoemde, die reeds als tijdelijk leeraar daaraan verbonden was, met ingang van 1 Januari 1879, laatstgemelde op een later te bepalen tijdstip. De heer van Benten trad 1 Januari als leeraar in functie. De heer Nolen nam de benoeming aan en vroeg onmiddellijk ontslag als leeraar aan de Hoogere Burgerschool te Haarlem; het werd hem echter eerst twee maanden na de aanvrage verleendzoodat hij niet eerder dan op 10 Maart zijne taak an het gymnasium kon aanvaarden. Wij vertrouwen ten volle, dat de keuze dezer beide leeraren eene gelukkige is geweest. II. Welwillend heeft de leeraar Jaegeb gedurende den cursus 1878/79 het onderwijs in de wiskunde zooveel mogelijk geheel weigerde evenwel in hare zitting van 16 December daaraan volgende de voor de tweede afdeeling der genoemde school aangevraagde gelden. Dientengevolge werd bij Koninklijk besluit van 31 December 1878 nJ. 10 het onderwijs aan die inrigting geschorst, te rekenen van 1 Januari 1879. De wet tot definitieve vaststelling der begrooting van Oorlog voor 1879 bevatte wederom een crediet voor de krijgsschool. De nieuwe werkkring echter, die met ingang van 1 September jl. aan Dr. Pabeatt werd opgedragen aan de op dien dag geopende Hoogere Burgerschool voor meisjes, belette hem in het vervolg het onderwijs aan de officieren op zich te nemen. Op voorstel van Dr. Pareaü is nogtans door Curatoren den 15den Juli aan een tweetal officieren, in der tijd tot bijwoning van de lessen aan de krijgsschool aangewezenvergunning ver leend om zich in het laboratorium praktisch in de scheikunde te blijven oefenen. Laterden 20sten Septemberis die ver gunning tot een derden officier uitgestrekt, onder bepaling, dat ook in het vervolg geene verdere toelating van officieren plaats hebbe zonder voorafgaande goedkeuring van Curatoren.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1879 | | pagina 322