28. ons toen reeds de splitsing L leeraren in een gelijk aantal klassen werkzaam zij. Den heer Jaeger zullen alsdan de drie hoogste klassen blijven opge dragen, de heer van Loghem zal met de drie laagste worden belast. Het kwam ons niet meer dan billijk voor, dat den heer Jaeger eene vergoeding werd toegekend voor de waarneming van de lessen, die gedurende den cursus 1878/79 door een tweeden leeraar in de wiskunde hadden moeten zijn gegeven. Wij gaven aan Burgemeester en Wethouders in overweging hem daarvoor eene toelage van f 800 te verleenen. Deze hebben zich bij een besluit van 15 September 1879 gaarne met ons voorstel vereenigd. III. Na afloop der overgangs- en toelatings-examens in de maand Juli bleek, dat het getal leerlingen, waaruit in den 1 September aanvangenden cursus de eerste klasse zoude bestaan, 25 bedroeg. Afgezien van de uitkomsten van het tweede toela- tings-examendat vóór het begin der lessen in den nieuwen cursus moest worden gehouden, was der 1ste klasse voorgeschreven. Mitsdien hadden Curatoren de eer onder dagteekening van 20 Juli, naar aanleiding van het bepaalde bij art. 2 van het Kon. besluit van 29 Juni 1878 (Staatsblad n". 98) en ingevolge art. 10 der Verordening n°. 461de goedkeuring van Bur gemeester en Wethouders aan te vragen tot aanstelling van een tijdelijken leeraar in de oude talen met ingang van 1 Sep tember 1879, tegen eene maandelijksche bezoldiging van ƒ150. Dit voorstel werd door Burgemeester en Wethouders overge nomen en aan den gemeenteraad ingediend, die er zich den 5den Augustus eenparig mede vereenigde. Hierdoor werd nog een ander voordeel bereikt. Zonder verdere uitbreiding van het personeel der leeraren kon nu ook de tweede klassewelke bij den aanvang van den nieuwen curcus juist 24 leerlingen telde, één leerling meer, en de splitsing zou verplichtend zijn geweestworden geplitst voor enkele hoofd vakken en tevens voor die vakken, waarin de leerlingen dier klasse voor het eerst onderwijs ontvangen, derhalve voor het

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1879 | | pagina 324