50.
Weldadigheid betaald ƒ838.675 tegen
van Weldadigheid zij vermeld, dat ingevolge de in 1819 en
1821 gestoten contracten, aldaar nog voor rekening van het
Burgerlijk Armbestuur gevestigd waren 6 huisgezinnen, uitma
kende 26 personen. Daarvan werden 2 huisgezinnendoor hoogen
leeftijd of ziekelijkheid niet meer in staat om door arbeid geheel
in hunne behoeften te voorzien, met eene toelage ondersteund.
De vier overige zijn als vrijboeren gevestigd en veroorzaken
alzoo aan het Armbestuur geene kosten. Daarenboven werden
nog voor zijne rekening in die stichting verpleegd eene bij hare
betrekkingen inwonende oude vrouw, alsmede een viertal ver
laten kinderen.
Tevens zag het Armbestuur zich op voorstel van Commissa
rissen der Maatschappij verpligt, om de toelage ten behoeve
van twee in vorige verslagen genoemde hulpbehoevende gezinnen
voort te zetten, welke ondersteuning echter van tijd tot tijd
reeds eenige vermindering heeft kunnen ondergaan.
Ter zake van deze ondersteuning en verpleging werd in 1879
aan de Maatschappij van
ƒ1041.965 in 1878.
Tot de mededeeling overgaande van he'geen betrekking heeft
op het verleenen van geneeskundigen onderstand, vestigt het
Burgerlijk Armbestuur allereerst de aandacht op den hier vol
genden staat: