59. maatschappij was, volgens het in Mei 1879 daarover uitgebragt verslag weder gunstiger dan in het voorafgaande boekjaar. Wel was de bruto opbrengst van den spoorweg Samarang-Vorsten- landen minder, doch dit werd opgewogen door de grootere ontvangst op de lijn Batavia-Buitenzorg en door de vermindering der exploitatiekosten, die op eerstgenoemde lijn 44.6 en op de laatste 38 pet. bedroegen, tegen respectivelijk 46.5 en 40.6 pet. in 1877. De aanvrage om concessie, zonder rentegarantie, voor den aanleg van twee spoorweglijntjesaansluitende aan de uiteinden van de lijn Solo-Djokjokarta werd afgewezen. Daarentegen werd met de Regering eene overeenkomst gesloten tot regeling der aansluiting van de Preanger-lijn aan die van Batavia-Buitenzorg te Buitenzorg. Het personeel der Kamer bleef tot 12 December 1879 on veranderd en voltallig. Op dien datum ontviel haar door den dood de heer H. C. Susan C.H.z., die zich gedurende bijkans zes jaren had doen kennen als een ijverig medelid, wiens ad viezen doorgaans getuigden van helder inzigt en groote onaf hankelijkheid. De Kamer hield 11 gewone en 3 buitengewone vergaderingen. Van de belangrijkste daarin behandelde onderwerpen volgt hier onder eene korte opgave. De Kamer wendde zich I. Tot den Koning bij adres van 13 Maart 1879, n”. 9, om adhaesie te betuigen aan het door de Vereeniging van en voor Industrieelen tot Z. M. gerigt verzoek betreffende de tariefwetgeving. II. Tot den Minister van Waterstaat, Handel en N ij verheid: a. bij adres van 11 February 1879, n°. 5, om wederinvoe ring eener wet regelende de octrooijen voor uitvindingen, enz., IX. ZAMENSTELLING EN HANDELINGEN DER KAMER.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1879 | | pagina 417