’b Gbavenhage 28 February 1881.
I. Algemeene beschouwingen,
Bijlage 24.
Het belangrijkste feit, hetwelk betreffende het lager onderwijs
over het afgeloopen jaar valt te vermelden, is zeker de invoe
ring der nieuwe wet op het lager onderwijs op 1 November 1880.
Niet dat reeds thans eenig oordeel omtrent de werking dier wet
zoude kunnen worden uitgesproken, doch door hare invoering
zijn reeds aanstonds nieuwe maatregelen noodzakelijk geworden
en voor een groot deel ook inderdaad reeds genomen, welke
op den toestand van het lager onderwijs in deze gemeente
belangrijken invloed uitoefenen.
De Commissie zal in de gelegenheid zijn bij de behandeling
der verschillende onderdeelen van haar verslagom de na 1
November 1880 aangebragte wijzigingen in het licht te stellen.
De totaal-cijfers der schoolgaande kinderen, welke vervat zijn
in de als bijlagen achter dit verslag gevoegde tabellen A en B
geven met die van het vorig jaarverslag de volgende verschillen.
Het aantal kinderen op de openbare scholen nam toe met 66,
dat op de bijzondere scholen met 375.
De percentsgewijze verhouding van het aantal schoolgaande
kinderen tot de geheele bevolking nam insgelijks toe. Zij be
droeg in 1879 11.01 tegen 11.11 in 1880. Doch die toeneming
is alleen te wijten aan de bijzondere scholen. In 1879 bedroeg
het aantal kinderen op de openbare scholen 5.38 pct. van de
geheele bevolking, in 1880 slechts 5.30 pet. Op de bijzondere
scholen daarentegen was die verhouding in 1879 5.63 pet. en
in 1880 5.81 pet.