28.
een
1000 van zijne bezoldiging af te staan aan een te benoemen
leeraar in de natuurlijke historie. Curatoren vonden mitsdien
vrijheid aan Uwe Vergadering voor te stellen de betrekking
van Dr. Pareau in dier voege te splitsen, dat dezen leeraar
het onderwijs bleef opgedragen in de scheikunde, de natuur
kunde en de cosmographie tegen eene bezoldiging van 600
en dat eene nieuwe leeraar werd aangesteld in de natuurlijke
historie op eene wedde van 1000. De Inspecteur had tegen
dit voorstel bezwaar, vooral op grond, dat het zijns inziens
moeilijk zoude zijn voor de nieuwe betrekking met dat trac-
tement een geschikt docent te vinden. Bij Curatoren woog dit
bezwaar te minder, omdat Dr. Pareav zich uitdrukkelijk bereid
verklaarde bij eene eventueele vacature het onderwijs in de
natuurlijke historie tijdelijk weder op zich te nemen. Uwe Ver
gadering schaarde zich aan de zijde van Curatoren. Eene oproeping
van sollicitanten bleef zonder resultaat. Eene tweede oproeping
had gunstiger uitkomst. In overeenstemming met het advies van
den heer Inspecteur werd door ons aan den Raad voorgedragen
tweetal, bestaande uit:
1". Dr. G. C. J. Vosmaf.r te ’s Gravenhageen
2°. Dr. I. Lorié te Rotterdam.
Met het oog op de omstandigheid, dat geen van beide heeren
tot dusver onderwijs had gegevenkwam het ons wenschelijk
voor, dat, wie van beiden ook werd benoemd, de benoemde
slechts tijdelijk zoude worden aangesteld, en wel tot het einde
van het schooljaar 18811882.
De Raad vereenigde zich met dit denkbeeld en benoemde met
ingang van 1 Februari 1881 tor het einde van het schooljaar 1882
Dr. G. C. J. Vosmaer tot leeraar in de natuurlijke historie op
eene jaarwedde van 1000.
Die benoeming had plaats den 18den Januari 1881ten
einde onze mededeeling niet af te brekenhebben wij haar
echter nog in dit Verslag willen vermelden.
III. Het toenemend aantal leerlingen bracht te wreeg, dat
een tijdelijke leeraar in de aardrijkskunde moest worden aan
gesteld in de beide afdeelingen der gesplitste laagste klasse.