29.
Bestuur de dringend noodzakelijk geworden uitbreiding van het
onderwijs in de Afdeelingen Bouwkunde en M. O. slechts tot
stand kunnen brengen met opoffering van eenige uren onderwijs
voor enkele klassen. Wilde men het nieuwe leerplan invoeren,
dan moesten de meeste zalen zoo dikwerf door verschillende
klassen bezet wordendat men niet anders doen kon dan voor
elke afdeeling de halve week, dus 3 dagen, bepalen. Tegen
over dat verlies voor enkele lagere klassen staat het groote
voordeel, dat in het vervolg algebra en beschrijvende meet
kunde in het leerplan zijn opgenomen. Het gemis dier vakken
werd voortdurend gevoelden was oorzaakdat in de Afdeeling
Bouwkunde de leerlingen niet wetenschappelijk genoeg ont
wikkeld konden worden. De Raad was van meening, dat indien
de leerlingen voor het verkrijgen dier kundigheden geen gebruik
konden maken van de Burger-dag- en avondschoolde Academie
hun daartoe de gelegenheid moest openen. Deze nieuwe regeling
wordt met den aangevangen cursus ingevoerd. Voorloopig zal
in de beschrijvende meetkunde en perspectief onderwijs worden
gegeven door den heer BoersmaDirecteur der Ambachtschool
alhier, en in algebra en meetkunde door den heer A. Hemmes.
Ook de cursus voor het Middelbaar onderwijs zal afzonderlijk
onderwijs in die vakken ontvangen.
In de hoogste klasse der Afdeeling C (ornament), waar de
leerlingen zich in den stijl en compositie van het ornament
oefenen, zag de hoofdleeraar A. Le Comte, tevens docent aan
de Polytechnische School te Delft, zich verplicht, wegens uit
breiding van zijn werkkring aldaar, tegen 1 October deze
Academie te verlaten. Met groot leedwezen zag men een leeraar
vertrekken, die met zooveel ijver en talent werkzaam is ge
weest. De vervanging van den heer Le Comte was eene hoogst
moeilijke zaak. De zeer weinigen die in ons land daartoe be
kwaam zijnwilden zich niet ter beschikking stellen. In België
waren de leeraren schaarsch en duur. Eene oproeping in de
Kölnische Zeitung geplaatstbezorgde der Academie wel 9
sollicitanten, maar geen geschikt leeraar in het ornament. Toen
wendde men zich tot Dr. Julius Lessing, directeur der Kunst-