40. c. Inrig ting en in het belang der werklieden. Daar de meeste der tot dusver in deze rubriek vermelde inrigtingen haar jaarlijksch verslag langs anderen weg openbaar maken, en andere stelselmatig weigeren de opgaven te ver strekken, waaruit haar toestand over een gegeven jaarkring kan worden nagegaan, heeft de Kamer gemeend zich hier ter plaatse gevoegelijk te kunnen bepalen tot de eenvoudige ver- b. Ambachtsnijverheid. De ondernemingsgeest tot het bouwen van woningen ten be hoeve van den middenstand was in 1880 meer opgewekt dan in het daaraan voorafgaande jaar. De goedkoope geldmarkt en de gemakkelijke wijzewaarop sommige finantieele instel lingen den bouwondernemers steun verleendenwerkten hiertoe krachtig mede. Zoowel in het zuidelijk als in het westelijk deel der gemeente werden straten aangelegd en bebouwd welker woningen dank zij de degelijke bepalingen der ge meentelijke verordening op het bouwen en het streng toezigt der daarmede belaste ambtenaren zoowel wat inrigting als soliditeit aangaat, geroemd mogen worden. Jammer echter dat vele bouwondernemers zich, door hunne beperkte middelen en door het niet of niet tijdig slagen in het verhuren of verkoopen der door hen gebouwde perceelengenoodzaakt zagen deze aan de markt te brengen, welke gedwongen verkoop in den regel geene schitterende resultaten opleverde. De dagelijksche ambachtsnijverheid heeft niet op groote be drijvigheid of veelvuldige orders kunnen wijzen; wanneer men uitzondert de enkele maandenin welke ieder vak veel aanvraag heeft om werklieden tot uitvoering van kleinere herstellings werken. De vakken, die steeds de meeste levendigheid vertoonen, zijn diewelke voor het onderhoud der gebouwde eigendommen het meest noodig zijn. Daartoe behoort in de eerste plaats het verwersvak, in hetwelk alle patroons veel werk hadden. De resultaten van het metsel- en loodgietersvak waren eveneens bevredigend.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1880 | | pagina 425