J 40. de belemmerende bepalingen betreffende nit de gemeente enin verband daarmede trad; maar bovenal omdat gelijk reeds bij brief der Kamer van 17 January 1880, n°. 5, aan Burgemeester en Wethouders was te kennen gegeven beperking in de toekenning dier voorregten, naar de overtuiging der Kamer, meer en meer wenschelijk wordt. r. bij brief van 14 October 1880, n°. 29, omtrent het voor stel van de raadsleden A. E. Maas c. s. betreffende de vraag, welke middelen van gemeentewege kunnen te baat genomen worden om den sterk toenemenden bloei en de uitbreiding van de visscherij en den vischhandel te Scheveningen in de hand te werkente ondersteunen en te beschermen Hiertoe werd door de Kamer aan de hand gedaan: ln. een waterweg van Scheveningen en ’s Gravenhage door het Westland naar de Maas en, in aansluiting daarmede, eene havenkom met verbinding aan de bestaande spoor- en tramwegen 2°. voorziening in de noodige bergplaats voor de visschersvloot 3°. een tweeden toegang van het strand naar de losplaats aan het Kanaalbij voorkeur tusschen het koffijhuis Bellevue en het Paviljoen; 4n. opheffing van het varen in en wegruiming van den boom aan het Zieken, Onder dagteekening van 7 September 1880, n°. 22, werd aan Z. M. den Koning een adres van gelukwensching aange boden, bij gelegenheid der geboorte van Z. M. dochter. Het verzoek van den heer A. de Make, consul der Neder landen te Brussel, dat de Kamer zich zou aansluiten bij eene door hem in ’t leven geroepen beweging ten voordeele der opheffing van de tolliniën tusschen Nederland en België, werd bij brief van 10 Junij 1880, n°. 16, afgewezen, uit vrees dat de Nederlandsche nijverheid zeer enkele takken uitgezon derd nog meer dan thans zou lijden door deze nieuwe vrij gevigheid jegens een onzer naburen. Het bekend worden van dit besluit gaf den Minister van Buitenlandsche Zaken aanleiding tot de mededeeling, dat de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1880 | | pagina 437