41. en langdurige en getrouwe dienst en hun het regt te vergunnen die medailles in het openbaar te mogen dragen. Werd besloten hieromtrent een Punt van beschrijving voor de volgende Alge- meene Vergadering te maken. Vervolgens werd door den Heer A. Huët leeraar aan de Polytechnische School te Delft, de vraag besproken: „Waarom is eene goede Octrooi-wet onmisbaar voor de ontwikkeling der Nijverheid, ook in Nederland?” Spreker ging de geschiedenis der Octrooien navan de vroegste tijden af, onderzocht de wetgevingen op dat stuk in ’t buiten land en toonde aan wat te dier zake in ons vaderland vóór en na de afschaffing der Octrooi-wet was voorgevallen, zoowel bij de Maatschappij van Nijverheid als bij de Vereeniging ter be vordering van Fabriek- en Handwerknijverheid in Nederland. Men had hem ten onrechte verweten dat hij geen voorstander van het vrijhandels-stelsel zou zijn; hij was dat wel, maar te gelijker tijd ook van de vrije nijverheid. Wel gaf hij toe dat de vroeger bestaande wet niet meer bruikbaar was, maar hij is steeds overtuigd dat er wel degelijk een wet op den namaak van nijverheidsvoortbrengselen en fabriekwerken moet worden vastgesteld. De wet op de fabriekwerken was reeds tot stand gekomen en oefende haren weldadigen invloed uit. Omtrent de Octrooien verlangde Spreker dat iedereen het voorwerp eener uitvinding zou mogen namaken, mits betalende aan den uitvinder een recht, waarvan het bedrag door eene Commissie van technici te bepalen, naar een vasten maatstaf zou werden berekend. De hoofdgedachte van Sprekers belangrijk betoog was: geen privilegie, maar recht; geen monopolie, maar publiekmaking de uitvinding algemeen maken ten bate der maatschappij. De Heer Mr. J. Heemskerk Az. bracht eenige belangrijke opmerkingen in het midden ten gunste der Octrooien. Hij erkende met den Heer Huët, dat het nuttig moest worden geacht om den prikkel tot uitvindingen bij de Nederlandsche Nijverheid op te wekken. Bij de verwezenlijking van dat denkbeeld moest, hetgeen de ervaring had bewezen ncodig te zijn, in overeen-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1880 | | pagina 442