138
Mijnwezen.
c.
d.
Visscherij, binnengaats, op de Zuiderzee,
en buitengaats.
Ten aanzien van de visscherij luiden de berichten
vrij gunstig, eenige bijzonderheden daaromtrent laten
wij hier volgen.
De schrobnetvisscherii werd uitgeoefend met 180 bom-
schependie 232,215.85 besomden tegenover 259,872
in 1881.
Door vreemde visschers werd besomd 14000.
Aan de haringvisscherij namen 196 bomschepen deel
die gezamenlijk 774 reizen deden. De geheele aanvoei'
104,118,500 stuks tegen 96,849,560 stuks in 1881bracht
op I 1,699,221 tegen 1,417,685 in 1881.
De opbrengst van zeesterren was gelijk aan die van
vorige jaren 30000.
De garnalenvisscherij leverde zeer gunstige resultaten
zij bracht ƒ5000 op tegenovei’ 3000 in 1881 en 4000
in 1880.
Nog bevredigender had de uitkomst kunnen zijn,
indien de October stormen de laatste reizen niet hadden
doen missenook uit een ander oogpunt berokkenden
die stormen aanzienlijke schade, niet alleen dat veel
vischwant verloren ging, maar ook niet minder dan
71 menschenlevens waren daarbij te betreuren.
Het verslag der afdeeling ’s-Gravenhagevan de
vereeniging ter bevordering van fabriek- en handwerknijver
heid in Nederland is als bijlage 37 hierachter gevoegd.
b. Verveening.