u.
4. De SCHOLEN.
Wat meer bijzonder de schoolgebouwen betreft, mag de Com
missie niet onvermeld laten, dat in het afgeloopen jaar, zooals
reeds eenigen tijd verwacht werd, eene wijziging tot stand kwam
van den algemeenen maatregel van inwendig bestuur tot uit
voering van art. 4 der Wet op het lager onderwijs.
Het nieuwe Kon. Besluit (van 1 Mei 1882, Staatsblad n=. 59),
ofschoon meer bepaaldelijk de bijzondere scholen van grooten
druk ontheffendeverzachtte ook de eischen voor de open
bare schoolgebouwen met name voor zoover zij vóór de uit
voering der nieuwe schoolwet in gebruik waren. De bepalingen
omtrent den afstand van den werkmuur tot de voorste en ach
terste banken, en omtrent de minimumbreedte der gangpaden
werden weggelatenook de eisch eener houten vloer verviel
mits de gangpaden met houten planken bedekt en de zitbanken
van voetplankjes of latten voor de voeten der leerlingen voorzien
werden. Aan den anderen kant werden de regelen voor de
privaten ook op de bestaande openbare scholen toepasselijk
verklaarddoch den Districts-Schoolopziener bevoegdheid gegeven
dispensatie te geven van de meest bezwarende voorschriften,
zoodat ook in dit opzicht de eischen niet kunnen geacht worden
verzwaard te zijn.
Moest de Commissie zich in haar vorig verslag bepalen tot
de bloote mededeeling van het bestaan van voorloopige plannen
van vrij ingrijpenden aardbetreffende de inrichting van de
bestaande openbare schoolgebouwen en den bouw van nieuwe
scholen en van het door haar daaromtrent uitgebracht advies(als
bijlage onder letter H achter dat verslag gedrukt) thans is het haar
aangenaam te kunnen vermelden, dat de bouwplannen in den
loop des jaars tot rijpheid en reeds gedeeltelijk tot uitvoering zijn
gekomen.
Overeenkomstig het evengemeld advies der Commissie, en
worden aangewend om nevens de Rijksnormaallessen gelegen
heid tot opleiding voor onderwijzer in het leven te roepenzij op
ondersteuning van Gemeentewege billijke aanspraak hebben.