24. verrijzenen de totstandkoming bezwaren zou afstuiten. Bij hun antwoord hierop gaven Burgemeester en Wethouders der Commissie eene keuze tusschen gemeentegronden aan de Hoef kade en in Duinweide gelegen, daarbij mededeelende dat ook in het kleine Veentje door aankoop geschikt terrein kon verkregen worden, maar dat de grond achter de school in de Nieuwe Schoolstraat niet beschikbaar was. Nadat de Commissie hierop bij schrijven van 8 November aan Duinweide de voor keur had gegeven, mocht zij van Burgemeester en Wethouders dd. 5 Februari 1883 vernemendat dezen hunne keus op het zelfde stadsdeel hadden gevestigd en voornemens waren den Raad te stellen eene burgerschool (2de soort) voor meisjes te doen verrijzen aan de Atjehstraat. Op de haar daarbij ter beoordeeling toegezonden ontwerp- teekeningen voor den bouw en de inrichting dier school had de Commissie geene aanmerkingen. Kan de Commissie, vertrouwende op eene spoedige uitvoering dier plannen, derhalve met voldoening terugzien op den loop dien het oprichten der burgerschool 2de soort voor meisjes tot dusver genomen heeft, ook voor jongens mag de totstandkoming eener dergelijke school op een niet al te ver verwijderd tijdstip worden tegemoet gezien. Bij missive van 29 Januari 1883 toch werd door Burgemees ter en Wethouders aan de Commissie gevraagd of de bezwaren, door haar tegen het terrein bij de Bank van Leening geopperd waar het de oprichting eener meisjesschool betrof, ook bij haar golden tegen de bestemming daarvan voor eene burgerschool (2de soort) voor jongens, tot wier oprichting zij in den loop des jaars zouden wenschen over te gaan. De Commissie, die blijkens haar antwoord zich zeer wel met het denkbeeld van Burgemeester en Wethouders vereenigen kon, wil niet nalaten hier nog bij te voegen, dat de ontwerp-teekeningen voor die school zich op dit oogenblik reeds ter beoordeeling in hare handen bevinden. er van niet op de gerezen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1882 | | pagina 294