24. III. Het bijzonder onderwijs. Het bewijs, bedoeld bij art. 51, lett. c, der wet op het lager onderwijs, werd nitgereikt aan: den heer J. de Lange, als onderwijzer; den heer H. van Eijk als onderwijzer den heer D. A. W. Wammis, als onderwijzer; den heer M. W. Gerretsen, als onderwijzer in het hand en rechtlijnig teekenen mej. C. L. Hollioer, als onderwijzeres; mej. A. H. C. Michaöl, als hoofdonderwijzeres, met aantee- ning voor de wiskunde en vrouwelijke handwerken mej. A. P. Schlahmilch als onderwijzeres mej. M. E. van Rooij, als onderwijzeres; den heer 8, van Heijningen, als onderwijzer; In verband met hetgeen op blz. 10 en 11 van dit verslag ten opzichte van gelegenheid tot opleiding van onderwijzers hier ter stede werd medegedeeldmeent de Commissie onder dit hoofdstuk eene dergelijke op het gebied van het bijzonder onderwijs bestemde gelegenheid te moeten vermelden. De navolgende heeren toch J. P. Schaberg J. Smelik H. Eerdbeek, Fr. Rümscheidt G. P. Post, L. Plette, D. W. C. Kool en H. van Nieukerke allen hoofden van bijzondere scholen hebben zich verbonden tot het geven van normaallessen aan de aan hunne scholen verbonden kweeke- lingenen deze reeds sedert eenige jaren bestaande cursus werpt voortdurend de beste vruchten af. Zooals uit de tabel C. blijkt, zijn in het afgeloopen jaar 3 bijzondere inrichtingen voor lager onderwijs hier ter stede op geheven, namelijk die van mej. T. C. L. E. Holwerda in de Nobelstraat en die van den heer C. M. S. A. van Oeveren in de Balistraatbeiden met de zomervacantieen die van mej. C. C. J. Nvnnink in de Nieuwe Molstraat met 1 October. De heer P. G. Fortanier bracht zijne school van de Lange Poten over naar de van Hogendorpstraat.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1882 | | pagina 295