Wij mogen te dezer plaatse niet onvermeld laten dat het Gemeentebestuur in het afgeloopen jaar op het gebied der belastingen in eenige ernstige verwikke lingen gekomen is met de Gedeputeerde Staten dezer Provinciedit College toch meende zijne goedkeuring te moeten onthouden aan het op 11 Juli 1882 door den Raad vastgesteld 6de suppletoir kohier van den hoofdelijken omslagdienst 1881 ten bedrage van 3264.60en zulks op grond dal de vaststelling plaats had na den 30sten Juni te voren, waarop volgens de voorschriften betreffende de inrichting der gemeente- begrootingen in Zuid-IIolland de dienst gesloten is, waartoe dat kohier betrekking had. Dit gaf ons aanvankelijk aanleiding om bij missive van 11 Augustus Gedeputeerde Staten te wijzen: 1°. op de administratieve bezwarendie het dikwerf voor de gemeente onvermijdelijk maken om alle belasting schuldigen te treffen zonder samenstelling van supple- toire kohieren, nadat de dienst, waartoe die kohieren betrekking hebben gesloten isdoor de omstandig heid dat de grondslag der huurwaarde bij de Rijks personeele belasting tevens strekt tot grondslag bij het opmaken der kohieren van den hoofdelijken omslag zoodat het Gemeentebestuur niet met zijn arbeid kan aan vangen voor dat de Rijkskohieren invorderbaar zijn verklaarden 2°. op het onwettige der onthouding daar in casu de goedkeuring onthouden was aan een kohier, opgemaakt én volgens de wetlelijke voorschriften èn volgens die der door den Koning bekrachtigde ver ordening, terwijl provinciale voorschriftenbetreffende de inrichting der gemeentebegrooting niet mogen en omslag over de jaren 1866 tot en met 1882 is neer gelegd in Bijlage 15 achter dit verslag.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1882 | | pagina 32