15.
B. Onderwijzend- en dienstpersoneel.
C. Leerlingen.
Intusschen is daardoor geen stoornis in het onderwijs op het
orgel ontstaan, maar werd dit geregeld voortgezet gedeeltelijk
in het lokaal der Teekenacademie en gedeeltelijk in het kerk
gebouw der Remonstrant sche gemeente alhier, waartoe het orgel
door het kerkbestuur dier gemeente welwillend werd beschik
baar gesteld.
Op den 8, 10, 12, 13 en 14 Juli 1882 werden van de ge
zamenlijke leerlingen der school, in tegenwoordigheid van de
door de Commissie van Toezicht uitgenoodigde deskundigen de
heeren Joh. J. Vebhulst en F. A. Heinze, de voorgeschreven
jaarlijksche overgangs- en eindeiamina afgenomen, terwijl op
den löden daaraanvolgende door de verst gevorderde leerlingen
der hoogste klassen voordrachten werden gehouden in tegen
woordigheid van gelioodigden. Daarbij werd onder anderen door
de orkestklasse uitgevoerd het adagio en scherzo uit eene sim-
fonie van den leerling H. D. van Ling.
Van de school werden, na volbrachte studiën, eervol ontslagen
de leerlingen:
Op den 22sten April 1882 overleed de onderwijzer der fluit-
klassen, de heer F. Botgobschek, die gedurende bijna dertig
jaren als zoodanig aan de school werkzaam was. Voorloopig en
bij wijze van proefneming werd in de plaats van den overledene
de heer J. F. C. Schütt, 1ste solofluitist bij het muziekkorps
van het regiment Grenadiers en Jagers door ons met het onder
wijs in de fluitklassen belast.
Nadat van zijne geschiktheid voor dat onderwijs was gebleken
werd de heer Schüttop onze voordracht bij Uwer Excellentie’s
beschikking van den 9den October 1882, n°. 2643, afd. K. W.
tot vast leeraar aangesteld.
Overigens is in het onderwijzend en dienstpersoneel geene
verandering gekomen.