Bijlage 20.
’s-Gravenliage 14 Februari 1884.
Ter voldoening aan art. 23 der Verordening regelende de
Gemeenteapotheekhebben Inspectores de eer U Edel Achtb. het
navolgende verslag over 1883 omtrent de aan hun zorg toe
vertrouwde Inrichting uit te brengen.
Mochten zij hun vorig verslag eindigen met den wensch, dat
Burgemeester en Wethouders in 1883 er in zouden slagen voor
de Gemeenteapotheek doelmatiger ingerichte en betere lokalen
te kunnen aanwijzen, aan dezen wensch heeft niet kunnen
worden voldaan; de lokalen der apotheek, het magazijn, enz.
zijn in 1883 van nog minder gehalte geworden dan zij reeds
in 1882 waren. Dringend moeten daarom Inspectores hun wensch
herhalen, dat eindelijk aan dezen onhoudbaren toestand een
einde worde gemaakt.
Door de goede zorgen van den apotheker, daarbij door zijn
hulppersoneel naar eisch bijgestaan, is het mogelijk geweest de
dienst in de apotheek en de aflevering der geneesmiddelen
niettegenstaande de gebrekkige inrichting en hulpmiddelennaar
behooren te doen plaats hebbenzoodat daarin geen belemmering
van eenigszins ernstigen aard heeft behoeven plaats te hebben.
Hemen hun die hem daarbij behulpzaam zijn geweest
brengen Inspectores dan ook hierbij gaarne een woord van lof.
Ook de handhaving en uitvoering der verordeningen heeft tot
geene moeielijkbeden aanleiding gegeven, alleen de door Burge
meester en Wethouders ten behoeve van het Ziekenhuis opge
heven verplichting, vervat in art. 21 der verordening regelende
de Gemeenteapotheek (Ver:. n°. 199) in verband met art. 12
der verordening regelende de Genees-, Heel- en Verloskundige
hulp die van wege de Gemeente wordt verstrekt {Vers. n°. 193),
heeft nu en dan aanleiding gegeven tot moeielijkheid om haar
tegenover de Gemeentegeneeskundigen te handhaven, en zijn
Inspectores zelfs enkele malen in de noodzakelijkheid geweest
zelf afwijking te moeten toestaan.