Bijlage I.
’s-Gravenhage 25 April 1881.
Aan den Gemeenteraad van ’s-Gravenhage.
De Vereeniging tot verbetering van den gezondheidstoestand te ’s-Gra
venhage, heeft met leedwezen kennis genomen van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders aan den Raad om het onderzoek van
levensmiddelen, dat volgens Raadsbesluit van den 2den April 1878 was
ingesteld, niet verder uit te strekken.
Burgemeester en Wethouders gronden hun voorstel op de resultaten
verkregen bij het scheikundig onderzoek van een zevental levensmiddelen
als boter, brood, meel, melk, chocolade, genever en koffij, die allen
van zulk een bevredigenden aard zijn geweest, dat er geen voldoende
reden zouden bestaan om eene strafverordening in het leven te roepen
op de vervalsching van levensmiddelen.
Hoewel de Vereeniging instemt met dit laatste, en ook haar toeschijnt,
dat voor het in 't leven roepen eener strafverordening, tot heden, geen
aanleiding bestaat, meent zij echter, dat het toch niet gewenscht zoude’
zijn om alleen op dien grond dit onderzoek te staken.
In de eerste plaats moet zij er op wijzen datdaar nog slechts een
zeer gering aantal artikelen zijn onderzocht, dit onderzoek te onvolledig
is om daaruit eene algemeene gevolgtrekking te maken, vooral ook om
dat onder die artikelen er verschillende zijn, zooals boter, meel, brood
en melk van welke de kwaliteit in den laatsten tijd aanmerkelijk is
verbeterd, onder den invloed van de groote inrichtingen die zich met
het fabriceeren en verkoopen dier artikelen bezighouden, en die zelve
tegen vervalsching waken. Men kon derhalve reeds a priori verwachten
dat bij deze middelen weinig vervalsching zou worden aangetroffen.
De Vereeniging acht het toch zeer mogelijk dat, wanneer het onder
zoek verder wordt voortgezeten ook nog andere artikelenzooals
suikerbakkerswarenlikeuren, conserven enz., aan eene scheikundige
analyse worden onderworpende resultaten daarvan minder bevredigend
zullen zijn.