25.
Inrichting en bouworde der scholen voor onvermogenden.
De vraagwelke de doelmatigste indeeling en inrichting eener
school en meer in het bijzonder eener school voor 400 kin
deren, d. i. eene voor w/vermogenden - te achten is, werd
in Uwe Commissie in het afgeloopen jaar opzettelijk overwogen.
Aanleiding hiertoe gaf een voorstel van de hoofden van scholen
om de Verordening op het lager onderwijs (n°. 533) in dien
zin te wijzigen, dat de aanneming van leerlingen op de scholen
voor on- en minvermogenden niet meer, zooals totnogtoe het
geval was, om de zes maanden zou geschieden, maar op tijd
stippen, door Burgemeester en Wethouders voor iedere school
afzonderlijk vast te stellen.
Uitvoerig werd door hen aangetoond, dat eene bouworde, als
in den laatsten tijd meer algemeen was aangenomen, waarbij
elke school 8 lokalen van gelijke grootte telde, eene indeeling
in 12 klassen, welke bij eene zesmaandelijksche toelating van
leerlingen met het oog op den zesjarigen leertijd noodig was,
onmogelijk maakte. Voor deze scholen, waarmede eene verdee-
ling in 8 klassen beter overeenkwam, achtten zij daarom eene
negenmaandelijksche toelating wenschelijk.
De Plaatselijke Commissie meende in haar advies eene omstan-
zich ook nu wederom bepalen tot den wensch, dat zij in haar
volgende verslag de opening daarvan zal kunnen vermelden,
een wenschwelks vervulling echter ditmaal vrij zeker schijnt, daar
het gebouw aan de Atjehstraat (voor meisjes) nagenoeg voltooid is
en dat aan de Lombardstraat (voor jongens) reeds zóóver ge
vorderd is, dat het, naar alle verwachting, in den zomer ge
reed zal komen.
Aan eene der burgerscholen, nam. aan die aan de Schelpkade
hebben in het afgeloopen jaar belangrijke verbouwingen plaats
gehad. Boven het gymnastieklokaal zijn twee lokalen aange
bouwd, waardoor aan een 40-tal aanvragen om plaatsing kon
worden voldaan. Tengevolge daarvan werd het onderwijzend
personeel met één vermeerderd.