25 een vruchteloos werk te moeten ontraden. Dit prae- advies werd verworpen in de zitting van den Raad van 26 Juli 1883, en dientengevolge werden de aan slagen der afgekeurde kohieren, benevens een aanslag van het inmiddels afgesloten dienstjaar 1882, gebracht op het 2de suppletoir kohier (deel 18) van den dienst 1883, vastgesteld in de Raadsvergadering van 20 Sept, d. a. v. Dit gaf aan Gedeputeerde Staten aanleidingbij besluit van 22 October 1883, hunne goedkeuring aan het 2de suppletoir kohier van den dienst 1883 te ont houden, op grond dat eenige artikelen aanslagen over afgeloopen dienstjaren bevatten. Gedeputeerde Staten waren, volgens hun besluit, van oordeel, dat over een afgeloopen dienstjaar geene uitgaven konden worden gedaan en evenmin aanslagen gecreëerd tot dekking dier uitgaven, dat zoodanige beperking van het op maken van kohieren in het belang der ingezetenen is, dat de meening, dat art. 262 der Gemeentewet een tijdvak van drie jaar zou openstellen, om belas tingschuld ten kohiere te brengen, op een verkeerde lezing van dat artikel steunt, dat eerst na het ontstaan der schuldvordering de verjaring een aanvang kan nemen, en dat, al wordt het woord «belastingschul dige» gebezigd voor hem «die wettig aangeslagen kan worden», dit niet wegneemt, dat het juridiek begrip van schuld of schuldvordering niet anders kan ont staan dan nadat bij wettig goedgekeurd kohier is vast gesteld, wat, wanneer en door wien betaald moet worden. Men heeft gemeend zich bij dit besluit van Ge deputeerde Staten niet te moeten neêrleggenen den 27sten November besloot de Raad, op voorstel van Burgemeester en Wethouders, aan den Koning een verzoekschrift te richten tot vernietiging van dat be sluit wegens strijd met de wet. Uitvoerig werd in dat

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1883 | | pagina 31