23. een aantal kinderen, die anders in eene hoogere klasse hadden kunnen overgaan gedwongen worden over te blijvendaar er voor hen aldaar geene plaats is. De bijeenvoeging van leer lingen van zeer uiteenloopende vorderingen in ééne klasse die hiervan het gevolg iskan niet anders dan hoogst nadeelig en belemmerend voor het onderwijs werken, en bovendien zal men, daar de vertraagde overgang minder plaatsen in de lagere klassen doet openvallen, ten slotte ternauwernood eenige nieuwe leerlingen meer kunnen aannemen, dan anders het geval zou geweest zijn. Wilde men de lagere klassen niet grooter maken dan noodig isommet het oog op het normaal verloopden overgang geregeld te doen plaats hebben, dan zouden de extra-lokalen wellicht geheel overbodig blijken, of althans zóó weinig ge vuld worden, dat het totaal schoolgaande kinderen vèr be neden het maximum bleef, dat de school kon bevatten. „Aan het aannemen van een öjarigen schooltijd daarentegen zijn, naar het der Commissie voorkomt, geene overwegende bezwaren verbonden. Verreweg de meeste kinderen, die op hun 12de jaar de school reeds verlaten, bezoeken ze niet vóór hun 7de. De meerdere leerstof, die in elk halfjaar verwerkt moet worden, zal meerderen tot overblijven dwingen, en daar door voorkomen, dat zij óf in de hoogste klassen meer dan twee cursussen moeten volgen, en zoodoende de opschuiving der jongeren tegengaanóf op een te vroegen leeftijd de school als volleerd verlaten. Ook zonder een afzonderlijk lokaal blijft gelegenheid genoeg, om, zooals nu reeds op meer dan ééne school geschiedt, van de verstgevorderden’en ouderen dan 12 of 13 jaar afzonderlijke afdeelingen te vormen, zonder dat het onderwijs der anderen daardoor schade lijdt. Het bovenstaande kort samenvattendeheeft de Plaatselijke Commissie mitsdien de eer U te adviseeren bij eventueele bouwplannen eener school de volgende inrichting tot leiddraad te nemen: „1°. zoo mogelijk 12 lokalen, elk voor 40 leerlingen, met halfjaarlijksche toelating gedurende een fijarigen leertijd;

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1883 | | pagina 323