26. Bijlage V A. den Haag, 10 December 1883. Aan Zijne Excellentie den Heer Minister van Binnenlandsche Zaken. In art. 5 der Verordening tot regeling van het Gymnasium te ’s-Gravenhage isonder meerde bepaling opgenomendat de vacantiën met Kerstmis en met Paschen den duur zullen hebben elk van ongeveer tien dagen Over de uitlegging van dit voorschrift, dat woordelijk gelijk luidend is met het bepaalde in art. 28 van het Reglement voor de Rijks hoogere burgerscholen en landbouwscholen (K. B. van 30 Augustus 1864, Staatsblad n°. 91, gewijzigd bij Koninklijk Besluit van 13 Augustus 1873, Staatsblad n°. 121, en van 9 April 1879, Staatsblad n°. 55) rees verschil. Naar aanleiding daarvan nemen wij de vrijheid Uwe Excel lentie aan wie volgens art. 27 der wet op het hooger onderwijs het oppertoezicht op de gymnasia is opgedragen, beleefdelijk te verzoekenwel te willen beslissenof met de aangehaalde woor den van ongeveer tien dagen bedoeld wordt een tijdvak van tien opeenvolgende dagen, dan wel, of bij de bepaling der „ongeveer tien dagen” buiten rekening moeten worden gelaten, vooreerst de Zondagenen daarenbovenwat de Kerstvacantie betreft, de beide Kerstdagen en de Nieuwjaarsdag, wat de Paasch- vacantie aangaat, de Goede Vrijdag en de Paasch-Maandag. Curatoren van het Gymnasium te ’s-Gravenhage (get.) J. J. van Mebbbeke, Voorzitter. (gel.) O. W. Stab Nüman, Secretaris.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1883 | | pagina 427