59. De Kamer wendde zich: Tot de Tweede Kamer der Staten-Generaal I. II. III. a. van Tot den Minister van Financiën: bij adres van 13 December 1883, n°. 31, ook naar aan leiding van een adres der Kamer te Winschoten, om in de toepassing der wet van 11 Juli 1882 (Stbl. n°. 90) op het recht van zegel zoodanige wijziging te brengen, dat bij het innen ▼an gelden door tusschenkomst der postadministratie niet langer van 19 Februari 1883, n°. 8, tot ondersteuning bij adres het verzoek der heeren R. van Wijk c. s.dat zooveel mogelijk Nederlandsche gebakken steenen in plaats van bazalt mochten gebruikt worden voor de Rijks groote werken; en van de heeren P. Schelling c. s.dat een einde kome aan het gebiedend voorschrijven van het gebruik van Belgischen (ook wel genaamd Klamp-)steen voor schoollokalen. Hiervoor werd onder dagteekening van 7 Augustus 1883n°. 21ook nog een aanbevelend schrijven gericht aan de Kamer te Arnhem, naar aanleiding van het te dezer zake door haar ingesteld onderzoek en uitgebracht rapport; h. bij adres van 21 November 1883, n°. 30, naar aanleiding der door de Regeering ingediende wetsvoorstellen tot versterking der Rijksmiddelen; meer bijzonder met het verzoek dat geen gedeeltelijke maar eene algeheele herziening der tariefswet moge worden tot stand gebracht. Tot den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid a. bij adres van 19 Februari 1883, n°. 9, om voorziening in de gebrekkige aansluiting die bij de op 1 November 1882 in werking getreden winterdienstregeling tusschen enkele treinen van den Rhijn- en den Staatsspoorweg was ontstaan; b. bij adres van 13 Juni 1883, n°. 20, tot ondersteuning van het verzoek der Kamer te Zutfen, betreffende de kosten van het brievenvervoer van Nederland naar Indië, opdat Neder land in dit opzicht niet achtersta bij naburige Rijken.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1883 | | pagina 536