100
de wet van 1878 behaald was. Bij Raadsbesluit van
20 Maart 1884 werd het maximum getal leerlingen
bepaald in art. 2 der Verordening voor de openbare
lagere scholen (Verz. n°. 533), voor de burgerscholen,
1ste soort, waar tevens Hoogduitsch en Engelsch wordt
onderwezen, van 250 tot 350; voor de andere burger
scholen 1ste soortvan 200 tot 280en voor de burger
scholen, 2de soort, van 200 tot 250, uitgebreid. Bij
Raadsbesluit van 26 Augustus 1884 werd, met wijzi
ging van art. 1 der verordening houdende bepaling van
het aantal openbare lagere scholen (Verz. n°. 557), het
getal scholen voor onvermogenden van 14 tot 16 uit
gebreid. De 15de en de 16de school voor onvermogen
den werden 15 Januari 1885 geopend, en wel in het
voorloopig daarvoor bestemde gebouw van de school
voor minvermogenden aan het Zieken, en in het ge
bouw nabij de Gedenknaald te Scheveningen.
Wel niet met wijziging, maar toch met afwijking
van artt. 13 en 14 der verordening op het onderwij-
zendpersoneel (Verz. n°. 528), werd den 13den Maart
1884, in verband met de opheffing van de voorberei
dende klasse der Rijksnormaallessen op 1 April 1884,
door den Gemeenteraad besloten 1°. de toelagen aan
adspirantkweekelingen van hoogstens ƒ30 ’sjaars met
ingang van 1 April 1884 te doen vervallen, en 2°. ten
laste van den begrootingspost Toelagen en bijdragen
tot opleiding van onderwijzers» een som van ten
hoogste 800’sjaars ter beschikking van den Districts
schoolopziener te stellen, om daaruit te voorzien in de
schoolgelden van jongelieden, die zich op de openbare
burgerscholen, 1ste soort, wenschen voor te bereiden
voor kweekelingen aan de openbare lagere scholen en
de Rijksnormaallessen en aan den Districtsschoolop
ziener daarvoor geschikt voorkomen.