-104
In 1884 werd aan de hoofden der scholenter ver
goeding der kosten van het aanmaken der school-
kachels en het daarvoor noodige materiaal, een uit-
keering van 3.50 per kachel toegelegdbehalve aan
die Hoofden, die geen vrije woning bij de school
bewoonden; aan de conciërges der laatsbedoelde scho
len werd 1 per kachel ter vergoeding der kosten van
het materiaal, noodig voor het aanmaken, uitgekeerd.
De som, hiervoor noodig, werd het eerst op de be
groeting voor 1884 (volgn. 133) door Uwen Raad
toegestaan.
Op een aan ons College gericht verzoekschrift van
acht onderwijzers, 2de klasse, om vermeerdering hunner
jaarwedden naar evenredigheid hunner dienstjaren
werd door ons, in overeenstemming met de plaatselijke
Commissie voor het lager onderwijs en de Commissie
van bijstand in het beheer van het Gemeenteonderwijs
bij besluit van 24 October 1884 afwijzend beschikt,
op grond dat er vooralsnog geen termen waren, een
voorstel tot wijziging van de jaarwedden der onder
wijzers, 2de klasse, aan den Gemeenteraad te doen.
Voor tal van bijzonderheden betreffende de openbare
lagere scholen mag verwezen worden naar het uit
voerig verslag der plaatselijke Commissie, bepaaldelijk
naar 4, voor zoover betreft de maatregelen ter voor
ziening in het gebrek aan plaatsruimte op de scholen.
Deze hadden tengevolge, dat op het einde van 1884
het aantal restanten bedroeg
van de scholen voor onvermogenden te ’s-Gravenhage
481te Scheveningen 465
van de scholen voor minvermogenden te ’s-Graven
hage 24, te Scheveningen 63;
van de burgerscholen, 1ste soort, te ’s-Gravenhage
657, te Scheveningen geene.